Opluchting stroomde in flinke drommen in me, immers, ik ben gehecht aan ieder plekje bluts in die blikken trommel.
Zaterdagmorgen, jaja, uitgerekend déze morgen, ontwaakte ik.
Kenners zouden die tijdsomvatting eerder tegen de middag situeren, maar iedereen met een iq dat meer dan twee cijfers bedraagt, weet dat die zogenaamde deskundigen kniesoren zijn.
Dus…
Ik ontwaakte niet alleen, maar bovendien had de diepe nachtrust me toebedeeld met een extraatje : een spitant idee!
Wat zeg ik? Een idee waarvan je tepels craqueleren, je littekens verpulveren en je armhaar uitvalt.
Zo’n idee.
De entourage, door vrienden ook wel eens ‘zij die mijn zelfgekookt voedsel tolereren zonder braakneigingen’ genoemd, stond stijf van bewondering voor die genialiteit die me als een ontvlambaar purper aura omsluierde.
Tot iemand de blacklight uitknipte.
“Mama”, zo kirden ze, fladderend met alles wat beweeglijk was aan hun adorerende lijfjes, “mama, laat ons niet langer in onwetendheid. Deel je ongetwijfeld supercoole bevinding met ons! En vooral… is die gave erfelijk?”
Omdat de ochtend zich niet leende tot wachten, immers ei zo na was hij gepasseerd, declareerde ik statig : “Kindjes… vandaag gaat jullie moederkijnlief haar dag vervullen in totale ontspanning, en die plechtigheid vangt aan in de tuin. Na het afsteken van de neuskeutels met fruitsmurrie op het aanrecht mogen jullie mij zelfs vervoegen.”
De cachexie kon een beetje actine opslorpen, waarbij het prompt verzonk in doezelingen die uitmondden in het bevochtigen van de krant. (Drukletters in spiegelschrift op een kin geeft enig cachet.)
Dit ware allemaal ten zeerste amusant geweest, als ik me tijdens het bijkomen niet voelde als Gulliver. Ik zat warempel gevangen onder iets dat nog het meest geleek op een multiculturele termietenhoop. Alles wat zes of acht poten bezat, had mijn afwezigheid in de wakkere wereld benut om zich te groeperen op mijn uitgeruste lijf.
Nadat ik een libelle uit mijn oor had geplukt hoorde ik die gezaghebbende siamese tweelingmier tegen een trio muggen : “Voluptueus, zacht en glooiend… we hebben het eindelijk gevonden : het paradijs!”
Een spinnentoren analoog naar het ‘Castells bouwen’ in Balls donderde denderend op mijn dijen, daarbij scanderende : “Het Eldorado! Het Walhalla! De hof van Eden, joepie!” (en die achterlijke die op de derde rij had gestaan : “Dag Allemaal!, Story!, Blik!”)
Eén etherisch verantwoorde billenkletser volstond om een accurate plattegrond te verkrijgen van zo’n bouwsel.
“Ha… ziehier de kortste weg naar jullie hiernamaals!”
Deze hof van (‘beter verm)eden’ gilde wat op hondenfluittoon, imiteerde een dolle koe met bokkensprongen en rolde zichzelf als een spijtoptant van een zelfverbranding richting huiswaarts.
De zoon en dochters, nog met het plamuurmes in hun handen en een neus die scherp staat op tumult, kwamen aangehold en keken met redelijk wat ongeloof naar iets waarin ze dachten mij, hun onderbeïnsecte en -gespinachtigde mammie, te herkennen.
Nooit verlegen om nog meer ideeën mochten ze in ruil voor een lolly het lijkentapijt van me afschrapen.
’t Is vanaf dan dat ik me voorgenomen heb van een weekje ideeënloos te blijven.
Mijn t-shirtjes met ‘no time to waste’ vielen zowat uit elkaar toen ik mijn twintigste levensjaar bereikt had. Die dienden eigenlijk vooral om mijn moeder op stang te jagen die me iedere dag met opgetrokken neus toebeet : “Wasteweigenais!” (Antwerps, voor de burger die zijn bestaan buiten deze wereldstad slijt.)
Geschreven voor Nelson Mandela – denk je dat hij ooit teruggeschreven heeft? -, aan Aziatisch beesten mijn zakgeld gegeven opdat ze op een andere wijze in de pot zouden belanden ipv levend gestroopt, minstens vijftien singeltjes van Sting, waar hij Pinochet op de korrel nam, willensnillens aan de omgeving cadeau gedaan, gehuild voor de slachtoffers in Bhopal… kortom, men noemde mij een geëngageerd iemand.
Relativeren is een mooie deugd.
Als het me niet lukt, herhaal ik verplicht de woorden van een van mijn vriendinnen : “Zapnimf, je kinderen zijn gezond en vrolijk, je kan je nog steeds voorzien van voedsel, je loopt niet in een boerka rond in vijftig graden, je wordt niet bijgetimmerd door een gemaal, je hebt vrijheden te over… om te beginnen die van het denken bijvoorbeeld.”
Nog een mooie, ook van een geliefde meid : “Laat het vlees maar zwak zijn, voor de zielenpijntjes achteraf zorgen wij wel.”
Dus wat zou ik zeuren?
Maar om aan het publiek te voldoen, waag ik hieronder een kleine poging.
Het betreft de schoolpremie die eind augustus op ieders rekening, die de afgelopen achttien jaar had gebaard, prijkte. In allerlei middens, waar ik zelf het liefst zou van tussen willen blijven, hoorde ik klaagzangen en die klonken meestal dissonant.
“Pfoeh, vijftig euro, daar ben ik vet mee, daar koop ik mijn verwend nest niet eens een boekentas mee.” Dat was zowat overal de teneur.
Duhhh!
a) Mijn zaps hebben al jaren een boekentas die het nog steeds doet.
b) Die paar schriften, kaften en kleurpotloden kostten bijlange na geen vijftig euro.
c) Vorige jaren was er niks bijkomends, alle valuta’s die extra aangeboden worden, mooi meegenomen!
Wie het geld kreeg, vond het te weinig, wiens kinderen de middelbare schoolleeftijd ontgroeid zijn, kloeg erover dat het in hun tijd allemaal njet was, wie geen nakomelingen heeft, vond het een laffe stunt zo vlak voor de verkiezingen, geld dat veel beter besteed had kunnen worden.
Alleman malcontent over een maatregel die verschrikkelijk veel geld gekost heeft, behalve ik blijkbaar.
Tjonge, de verzuring sloeg weer harder toe dan dat die Amerikaanse vogelpest mijn grond naar de knoppen kan helpen.
Natuurlijk kan ik pleiten, tesamen met de schooldirecteur, die kansarme gezinnen hekelde om hun lak aan budgettering ergens in een lezersbrief aan Humo, dat dit bedragje nuttiger had geweest indien men het had belegd in de infrastructuur van de toch wel krot en compagnie staat van de schoolgebouwen – in mijn vorige klas viel de kalk met schellen van de muur – of in fundamentele investeringen in het onderwijs. Waarvan ik op de eerste rij getuige ben dat dat meestal tijdelijke pleisters op de wonden zijn die met een enorme planlast gepaard gaan.
Lamaar dan.
Nounou… effe rekenen… tweehonderdtwintig euro in mijn geval… dat zijn zeven sloefen sigaretten!
Tjakkaaaaaaaa!!
Uw te onkritische zapnimf