
Ik huilde.
Jankende uithalen, tegen het hysterische aan. Greep haar handen, streelde ze.
“Wij zitten hier toch?” fluisterde moose.
“Wij zien je zo graag, wat je zegt is niet waar.” traande ik in onduidelijke keelgeluiden.
Moose en ik keken als één naar haar man. Die zweeg. Zijn gezicht stond ongemeen hard. Gespeend van iedere uitdrukking.
Ze had de moed gevonden om het uit te spreken : “Ik heb het gevoel dat ik voor niemand nog iets kan betekenen.”
Slapen deed ze nog amper, huilen des te meer, haar lichaam gaf het op, ze zag eruit alsof ze ieder moment door haar benen kon zakken.
Daags voordien hielden we koffieklets bij haar, de vriendinnen en ik. Nadat we een sms gekregen hadden die verontrust klonk. Toen de bananentaart achter onze kiezen verdwenen was (zij at een vierde op van haar stukje want eten lukte ook niet meer zo goed), dwongen we haar een afspraak met haar dokter te maken. Alle vingers wezen naar mij om haar daarbij te begeleiden. “Zap, jij kan het goed uitleggen, we kennen haar, zij gaat gewoon over haar schildklier beginnen.”
Haar man had het druk, shiftwerk en andere verplichtingen. Zij had het druk, shiftwerk, zwaar werk, weekendwerk, ver van huis. Nog twee weken te gaan tot het einde van haar proefperiode en één hoge pief die dacht dat hij in dat zwakke lijf van haar nog een mes moest keuteren aan de achterkant. Dat gaf de doorslag. Alle ellende van overal (die opschrijven zou mij te ver brengen) verpletterde haar laatste weerstand als een aaneengekoekt massief brok uitzichtloosheid.
“Je weet toch wel waar die slavendrijver zijn job van mij zou mogen steken?” , brulden we in koor.
“Je vindt geen tijd meer voor de kinderen, je ziet je man niet meer, je sociaal leven is verpieterd tot nul, wanneer was de laatste keer dat je nog eens een penseel hebt vastgepakt? Jij die altijd zo creatief was. Die natuurgidsencursus die je begon, heb je niet kunnen afmaken. Je bent over alle grenzen van je jezelf heengegaan.”
“Ben je gelukkig? Wat wil je eigenlijk zelf?” vroeg iemand.
Zij antwoordde dat ze het gelukkigst was toen ze een jaar geleden drie maanden rust voorgeschreven kreeg. Maar dat dat niet kon want haar directe omgeving hamerde erop dat werk hebben zo belangrijk is in de maatschappij.
Op het eind van de namiddag bleef ik nog met haar over. Ze vertrouwde me toe dat ze er regelmatig naar verlangde om dood neer te vallen.
Haar man kwam thuis en ik resumeerde in een paar woorden het verloop van ons gesprek. Het laatste wat ik gehoord had liet ik achterwege. Hij keek zonder emotie door me heen en ik vertrok. Mijn hoop ging uit naar de dokter morgen.
Het was haar man die me belde. Hij zou wel met haar naar de dokter gaan. Ze sliep slecht, hij zag ook wel dat het niet goed ging met haar, maar wij, kortzichtige vriendinnen, zo sprak hij, fixeerden ons slechts op één ding : haar werk. Wij moesten eens leren van naar zijn vrouw te luisteren. “Ze wil werken, ze vindt haar werk leuk. Ze moet gewoon bijslapen, dan komt alles in orde. Kan ze overmorgen terug monter haar volgende serie lates starten.”
Het telefoongesprek ontaardde in een resem harde woorden, zowel letterlijk als figuurlijk. Hij begon.
De verdere dag wist ik met mezelf geen blijf, telefoneren naar de vriendinnen, emotioneel op het randje balanceren en een innerlijk dat sputterde, brieste en botste.
Moose kwam thuis en luisterde. Moose pakte me vast. Moose nam de koe bij de horens.
We werkten ons bij haar en hem binnen met een smoes. Ik wilde mijn excuses aanbieden voor daarstraks. Maar er was toch nog één ding… wist hij wel hoe erg het was? Wat ze stilletjes heeft laten vallen toen ik met haar alleen was? Zij ontkende niks. Van zijn gezicht viel niks te lezen. “Ze wil werken, ze kiest zelf.” verklaarde hij.
“Ik weet niet wat ik wil! Ik kan niet meer kiezen! Niet meer helder denken! Ik heb schrik dat ik spijt ga krijgen van eender welke beslissing.” kwam zij tussen.
Moose richtte zich tot hem : “Jullie zijn een koppel, jij hebt voor haar gekozen en zij heeft voor jou gekozen. Je hebt ook geluisterd. Zij. Kan. Niet. Meer. Kiezen. Nu moet jij weer VOOR haar kiezen.”
Geen krimp. Ondanks alle registers die we opentrokken.
En dan van haar kant : “Ik heb het gevoel dat ik voor niemand nog iets kan betekenen. Geef me die pillen en ik slik ze allemaal tesamen door.”
Het had beter kunnen aflopen. Ikke pathetisch wenen. Zij een hoopje overblijfselen van wat ze ooit was. Moose die kalm bleef en rake dingen zei. Hij die echt woest werd. “Ze was er terug bovenop tot jullie binnen kwamen en haar gewoon de put komen induwen!” Ik die nog woester werd. “Sla me nu!”, bad ik, “dat ik je kan aanvliegen!” Rechtstaand neus tegen neus en geen beheerste vezel nog die me wilde stoppen. Dat deed moose.
Hij schreeuwde ons buiten. Stond klaar om de politie te bellen. Wij bleven zitten. Lieten doordringen dat we mislukt waren in het bereiken van ons doel. Het kalmeren van de gemoederen was nog slechts een afronding tot afscheid.
Hij zou me de dag nadien bellen zei hij. Ik vroeg me af waarom.
Ik weet dat hij ook het beste wil voor zijn vrouw, maar hij ziet het niet/anders.
Zijn sms later :
“Ik heb gezegd dat ik je zal bellen, maar dat lijkt me geen goed idee! Voor alle duidelijkheid : Ik laat me door NIEMAND beïnvloeden. Groetjes.”
De mijne : “Sorry x, ik dacht dat het hier over het welzijn van je vrouw ging en niet over jou. Haar noodkreten leken me nochtans duidelijk. Veel sterkte. Wij willen er voor haar zijn als ze ons nodig heeft.”
En ik besefte : het leven kan soms toch klote in elkaar zitten.
“Broddelaar!” riep ik tegen niemand in het bijzonder.