Blijkt dat ik nogal ijverig was met boeken graaien. Van het torentje dat ik bouwde, zijn er na de krokusvakantie vijf verorberd (en vier tijdschriften met weinig tekst). Maar ik heb altijd leesvakantie als ik niet iets verplichtends hoef, dus maak u maar geen zorgen over mijn gulzigheid. Dat komt allemaal in orde.
Een turf (De koude maan van Jeffery Deaver) trok op aparte wijze mijn speciale aandacht. Niet omwille van de inhoud, maar omdat er iemand zo zot was om met een potlood in de kantlijn het genus te gaan verbeteren van sommige woorden.
Dan denk ik met zo’n pedant zwaaiend vingertje : “Maar jij moet een betwetertje zijn seg, zo overtuigd van je gelijk en dat onder de neus van alle volgende lezers willen schuiven.” In zulke gevallen ga ik ook eens twee keer nakijken of huppeldepup daadwerkelijk het recht aan zijn of haar kant heeft. (Ik gok op een vent met een bril en baard en een norse uitdrukking)
Zijn eerste interventie is een twijfelgeval. Hij maakte van ‘de voordeur’ zij ipv hij. Wat –ik zocht het op– correct is, ware het niet dat er tussen haakjes (m) bij staat. Het mag verdikke allebei. Waardoor ik vind dat hij zijn potloodje achter zijn oor had mogen laten steken.
Bij de volgende slaat hij de plak faliekant mis. Het personage Dance (vrouw) licht iemand in en citeert een klokkenmaker (man). Vlijtige Hendrik veranderde daarom ‘zei ze’ in ‘zei hij’. Tsss tssssk. Vijf foeitjes voor jou, potloodventer. Het was zij die het zei!
Mijn verbazing sidderde alle kanten uit, toen ik nauwelijks twee bladzijden verder zelf een grove fout merkte: Vincent vraagt wat en Duncan antwoordt. In de paginadraaier (waarom moet alles altijd in het Engels?) vraagt Vincent wat en antwoordt Vincent ipv de andere kerel. Foutfoutfout. Deze keer zocht mijn gezichtsvermogen tevergeefs de kantlijn af. Nul. Nada. (Spaans daarentegen mag.)
Het lustige verbeteraartje concentreerde zich enkel op vrouwelijken en vermannelijken. Later betrapte ik hem nog een keer of twee op knoeien tussen de regels van een geleend boek.
Kijk. Liever dan er gedachtenloos overheen te lezen, vraag ik me bijgevolg af welk gestoord sujet zich toelegt op zulk een ongein in andermans leesgerei. Daarbij durf ik gerust een kwartier los te fantaseren.
Zelf schakelde ik ooit een grafietstaaf in bij het onderstrepen van mooie woordgroepen. Dat was in de verzamelde columns van Rudy Vandendaele (Dwarsligger), bij overvloed van schone zinsneden, ben ik daar na enkele ogenblikken mee gestopt. Dat hele boekske is om op te vreten.
Omdat je niet eeuwig kan blijven stilstaan bij de beweegredenen van het zoogdier dat homo sapiens heet, pakte ik enkele dagen later de volgende Jeffery Deaver (De illusionist) op om ook hem visueel te verslinden. Meteen dwarrelde daar een papiertje uit, het bewijs dat ene Leopold van ons dorp de twee pillen voor mij had uitgeleend. Hup… daar ging ik weer: wat bezieltd zo’n vent om zijn leesgedrag te delen met de persoon na hem? Is hij oud? Heeft hij dat kribbelwerk op zijn geweten? Wat zou zijn beroep zijn? Als je Leopold heet, hoe groot is dan de kans dat je reeds gepensioneerd bent? En als je op rust bent, waarom neem je dan maar drie boeken mee?
Noem mij iemand met een kronkel, maar in zo’n mondjesmaat gegeven info, kan ik mij in verliezen sè.
En nu ga ik verder lezen. Genoeg gezeverd.