Alsof een dooie kat nog niet genoeg domper zette op het leven-leven, sluimerde in de gekrochten van schedel nog een brokje letterpuree over Chrisje Wittewrongel. Ook gestorven. Al heel lang geleden. Net 19 en spring-in’t-veld in mijn tweede jaar normaalschool. Alsof je met zo’n achternaam überhaupt normaal kan doen. Huppen moest ze, dansen, wiebelen en hopsasa’en. Het was in een verlengd weekend en het fluitenkruid groeide alsof beperking dat jaar niet voor bermen gold. Terwijl haar ouders een weekend aan zee verbleven, werd zij thuis onwel onder de douche en vleide zich in opperste nood op haar bed om daar als een doornroosje heen te gaan van de aardse gang van banale zaken. ‘Hartaderbreuk’ circuleerde er onder nieuwsgierige tongen. Ons collectief verdriet tierde er niet minder om. Het fluitenkruid domineerde het jaar 1989. Ook zo langs de weg van de kerk naar de begraafplaats. (Vooral ook omdat een medeleerling eerder tijdens biologie zodanig blunderde dat zij de schermbloem niet kon benoemen. Sindsdien duidde er altijd wel iemand naar de witte pracht en zongen we met zijn allen : fluitenkruid!) En natuurlijk wees juist toen iemand naar de bloemen en bracht zo de eerste glimlach van de dag op onze lippen.
Sinds 1989 denk ik ieder jaar lente, in vol fluitenkruidseizoen, met weemoed een keer terug aan wat de wereld heeft verloren aan een tengere witblonde krullenbol.
In een ander verlengd weekend, dat van Pinksteren, vieren wij traditioneel drie dagen schoolfeest. Jaja, drie dagen want geld moet rollen. Nog het liefst rechtstreeks uit de zakken van de ouders naar de schuldenberg van mijn werkinstituut. Vergaderingen, voorbereidingen, knutsel- en danssessies, toneeltjes oefenen, enfin, het verklaart mijn tekort aan tijd de afgelopen weken. Tijd vliegt en letters niet.
Edoch, mijn letters verkeren vanaf zondag in verwarring. Overhoop en incoherent.
En wat betekent mijn tekort aan tijd als je weet dat voor een leerling van ons zesde leerjaar de tijd in de nacht van zaterdag op zondag is blijven haperen. Net zoals zijn hart geruisloos deed…
Vol jolijt splitste ik zondagmiddag met mijn fiets een erg geladen sfeer op de speelplaats alwaar iedereen met versierselen in de weer was. Of de telefoonketting mij dan niet bereikt had? Duidelijk niet.
Maar the show must go on. Van wie eigenlijk? En wie bedenkt zulke belachelijke woorden? Ik was alvast geen vragende partij om het olijke toneelstukje op te voeren dat in het programmaboekje gedrukt stond. Integendeel. Eén van mijn twee medespelers was dezelfde mening toegedaan. We konden de mensen evengoed de info geven zonder de ingeoefende tralala.
Maar het moest!
Van de ouders van J.!
Van de juf van het zesde!
Zoals gepland!
Oké, van ons drieën werd het ineens wel heel erg zichtbaar wie er baas is. Zoals gepland speelde er eentje de pannen van het dak en twee zoals een plant. Een triestige. Een geknakt fluitenkruidgestengelte dat haar tekst vergat, haar mimiek niet in de juiste volgorde onder haar prinsessenkapsel kreeg (oja, thema sprookjes) en met de minuut stilte die de directeur zopas had gevraagd verder goochelde terwijl er belangrijke zaken over ouderlijke hoofden moesten gegoten worden.
Welke belangrijke zaken? Watte belangrijke zaken?
Een ontredderd zesde leerjaar en een weekend om ieder jaar ook weer te herdenken. Op zoek naar borders vol pinksterbloemen?