Ze bracht hem mee naar ons huis, onze gezamenlijke vriendin, om kennis te maken.
(Minstens drie jaar geleden. Ik had nog nooit van een tablet gehoord.)
Later zouden we samen naar een gratis toneelfestival in een buurgemeente gaan.
Of we fijngevoelig wilden reageren, want de arme man was zijn nagelnieuwe faillissement nog aan het verwerken. Een tijdschriften- en boekenwinkel met drankgelegenheid. Maar dan voor lezende snobs. Allez, toch niet voor marginalen. Hij mocht graag dralen in de nabijheid van centen. Die van een ander, die van hem, het maakte niet uit als de wet van het fortuin maar gold. Allebei lieten ze hem gelijktijdig in de steek. Maar in de zaak stond wel een hele mooie koelkast voor drankjes te verkommeren.
Ja, oeps, onlangs uit zijn appartement gezet, wegens vele maanden huurachterstand. En toen kon ze toch niks anders dan hem onderdak verlenen, haar kraakverse vrijer van anderhalve week liaison amoureuse? Ach, op de (mis)koop toe een snuifje depressief, maar daar had ze nog niet zoveel van gemerkt, want grappig was de kerel echt wel. En lief. Vooral als ze alleen waren. Op een ander liep het nog wel eens mis. Een vleug arrogantie die soms doorschemerde. Misschien een overblijfseltje van zijn vorig leven, jeweetwel, dat met de rijke nepvriendschappen?
Natuurlijk zag ze wel dat het met besparen nog niet helemaal wilde vlotten. Geen vervanginkomen na zijn leven als zelfstandige, maar wel een schuldenberg en een Mercedes onder zijn gat. Met een gepersonaliseerde nummerplaat, iets met 911. Van een Porsche overstappen naar een Mercedes, dat was wat hij verstond onder zuinig leven. Hij had gevloekt toen hij onze oprit onder zijn wielen voelde : “Met mijn Porsche had ik me nog vast gereden in die putten hier!”
Of we fijngevoelig wilden reageren? De meneer was momenteel een beetje kwetsbaar. “Jullie weten van niks, laat hem in de waan.”
Dus bleven wij onze gewoonlijke zelf : beleefd en gastvrij.
De gabber legde zijn laatste model I-toestand met internetontvangst op tafel en probeerde ons te overtuigen dat wij onze prut waarmee je kan bellen en sms’en moesten inruilen voor iets gelijkaardigs. Slechts zoveel honderd euro. Een beetje verder in zijn relaas zocht hij een naam waar hij niet meer opkwam en wilde hem zoeken met zijn stoefgerief. Oei, ai, wij wonen in ontvangstluw gebied. Sta je daar met je duim op een waardeloze 600 euro te timmeren.
Even later passeerde de Rolex nog en zijn prijs (thuis had hij er nog een) en zo’n e-reader was toch ook wel interessant. Hij las al zijn boeken op zo’n ding, de veellezer. Interessante stuff only. Of moose al had gehoord van ‘The art of war‘, van een of andere Chinees, die… O maar, dat had moose wel. In zijn studententijd nota bene was dat voor zijn richting verplichte stof. De tactiek van Sun Tzu als krijgsheer werd later toegepast in de zakenwereld.
Bij nader inzien, was de broze kerel toch nog niet zo ver in het boek. Eigenlijk helemaal in het begin. Hij had de inleiding al gelezen.
Op dit punt was ik allang afgehaakt en verkocht ik wat olijk gezwets met onze vriendin, waarvan ik probeerde te doorgronden hoe zij in hemelsnaam erbij kwam zo’n geldbeluste zakkenwasser te willen redden/opvoeden.
Het heerschap zelf trachtte moose te imponeren met feiten en kennis en plaatsen in de wereld die hij al van dichtbij bezocht had. Moose gaf geen krimp en ik kromp in de tegenovergestelde richting : op reis gaan? Dat doen wij niet. Duur dinges? Welk nut heeft dat? Chique autobak? Ik rij fiets en niet eens bak.
Bovenop de beschreven mankementen, leek de gozer ook nog doof, want hij vroeg of we al eens in het enige zevensterrenhotel van de wereld waren geweest. Ja vooral : opgespoten zand, te warm en winkelcentra (zo stel ik me Dubai voor), daar wil ik echt naartoe.
Niks te vroeg brak het uur van vertrek aan. We vroegen aan blaaskaakje of hij met ons wilde meerijden. Neen, dat deed hij niet, met iemand meerijden. Neen natuurlijk niet, stel je voor, met iemand meerijden!? Andersom was ook niet aan te raden, verried onze vriendin, want tesamen met blutmans, had eveneens zijn kwijlende, ruiende hond intrek genomen. En zijn drie tieners in het weekend. Het was het beest dat de achterbank tot een geurig harig tapijtje herschapen had.
Onderwijl zijn pogingen om slim te lijken (terwijl mij het enige verstandige, ‘verkoop uwe dure brol en zoekt werk’, leek), wilde hij net voor vertrek toch nog even het kleinste kamertje opzoeken. Op de terugweg bleef hij hangen bij de boekenkast. DE BOEKENKAST, mijn grootste trots, mijn kleinood, mijn verzameling, mijn fijnste bezit. Euh… en ook die van moose een beetje.
Ziehier een fotootje uit de oude doos.

Gelijk vergaf ik de mens zijn zonden. Hoogmoed, iedereen lijdt daar toch een beetje onder? Verblind zijn door geld, sja, hij zou het nog wel leren. Alle begin is moeilijk. Tenslotte kwam de kerel toch uit de literatuurbranche? Als hij ons leespakket appreciëerde, was dat zijn volste recht en pluimen in mijn gat.
Toenmaals sprak hij :
“Amaai jullie hebben een kleine tv. Die kan zes keer in de mijne.”
De. Kwal.