Lang lang geleden, het jaar dat ik mijn eerste en tevens laatste aardbeving voelde, de Bijlmermeerflats doorboord werden door een vliegtuig en Boutros Boutros-Ghali Secretaris-Generaal werd van de VN, kocht ik zes koddige kruipbamboeplantjes. Dertig centimeter hoog zouden ze worden en toch wel de oppervlakte van bijna een vierkante meter bedekken.
Zestien jaar later, Samak Sundaravej werd ingezworen als nieuwe minister-president van Thailand (maar dat weet iedereen natuurlijk nog), Steve Fossett, de vliegende avonturier, werd officieel dood verklaard en België had eindelijk een regering na negen maanden onderhandelen (die zit erin om te lachen), was de halve tuin opgevreten door mijn zes schatjes bamboe. Hele borders lavendel, vrouwenmantel, sedum en meer fraais, hap-slik-weg, verdreven door exotisch gras van anderhalve meter hoog.
Moose kreeg een haat-haat relatie met die overdaad overwoekering. Met een spade en een snuif spierballen ging hij ze te lijf. Op het einde van de rit, moest mijn liefs vechtlust het toch afleggen tegen onaflatende priemende wortelstokken. Ondertussen deed ik toendertijd wat onschuldig of mijn neus bloedde. Geïnteresseerden kunnen hier onze 2008-ige tuin openklikken. Let op de prachtige bamboe!
Omdat in actie schieten hier altijd wat langer duurt dan nodig -we zagen niet meer of we met gazon of een Oostindische rietsoort te maken hadden- greep een van ons toch de telefoon en gelastte een mens met een kraan naar onze kavel om de hele boel op te kuisen.
Niet zo ver in het verleden, uw zapnimf kon niet gemist worden op haar werk, namelijk 1 september 2010, kwam de man, zijn machien en zijn camion frisse aarde ons grondgebied proper scharen. Voorafgaandelijk had ik enkele instructies aan een thuisblijvende moose achtergelaten : het opblaasbaar zwembadje moet een effen plek krijgen, daarachter zachtglooiend laten uitlopen.
De meneer komt eraan : spannend spannend. (Als je die gast zijn blote benen wil zien, kan je klikken.)
De klojo rupsbandt zomaar over mijn perk! Dat zou hij uitgraven en uit de weg neerpoten, de vergeetachtige lulhannes.
Oeoeoeoe, eerste schep! Of tweede, het ging snel.
Meer scheppen, de tuin begint op een motorcrossparcours te lijken.
Put, om onaardige lezers een massagraf te bezorgen. Bij gebrek aan geschikte bitsige bloggers werd er dan maar de gereten bamboe in gestompt, diep in het grondwater. Om nooit meer het daglicht te aanschouwen… (hopen wij en die van de verzekering met ons).
Uw zapnimf fietste met een hartje vol verwachting terug naar huis en humde tien kilometer aan een stuk : “Ik ga content zijn, ik ga content zijn, ik ga content zijn, ik ga content zijn…”
Waarom? Omdat ik eigenlijk niet het lieve, begrijpende, foutjesdoordevingersziende kaboutervrouwtje ben, dat ik blogsgewijs graag neerzet. Daar verschiet ge van hein?! Enige zelfhypnose kan in zulke gevallen geen kwaad.
“Ik ga content zijn, ik ga con…” plofte ik op een terrasstoel. Mijn lippen verbleekten tot geperste streep, mijn ogen vloeiden vol vocht, snot en speek werden geslurpt en geslikt.
“En, ben je tevreden?” vroeg mijn betere helft, zichtbaar wel in zijn nopjes.
“Voor dat platte stuk vooraan heeft hij zijn laserpasser bovengehaald.”
“Zoals je ziet is de hele tuin een beetje opgehoogd, hij sluit nu aan bij het terras.”
“Je had die kuil moeten zien, diep die…”
“Aaaaaaahggggg!” krijste ik mijn zelfsuggestie naar de knoppen, “glooiend had ik gevraagd, glooiend, zachtglooiend! En wat krijg ik? Een afgrond! Een kloof! Een vallei. De Grand Canyon is er niks tegen! Een zwembadjesplateau en dan ineens het vacuüm. Als er een kleine in dondert, vinden we die pas terug tegen 2019! Trekt op niks”, tierde ik verder, “daar moet een vrachtwagen zand bij!”
“Regel dat dan maar zelf, ondankbare.” kaatste mijn brave vent terug.
Het lotsbestel was me gunstig gezind die dag. De graafkerel had zijn werktuig op straat achtergelaten omdat zijn broer er met de opligger vandoor was. Hij zou ze later op de avond komen oppikken.
Normaliter is telefoneren een van mijn hoofdbezigheden, maar het stemmetje bibberde nu toch bang : “Meneer? Is het mogelijk om nog een vrachtwagen met aarde mee te brengen? Nee, ik ben niet zot geworden, ja, ik zou u eeuwig dankbaar zijn.”
Ik zag mezelf al maandenlang kruiwagens sjouwen van een berg ergens vooraan de oprit en vele meters verder de zonk dichten, hoopje per hoopje. Onverwachte hoeken zouden geen hulp bieden en ei zo na een echtscheiding zou mijn deel worden. Moest ik gehuwd zijn.
Maar de mazzel stond die avond aan mijn kant.
Chris, zo heette het zwakke karakter achter de hendels, zuchtte, keek intriest naar zijn netjes gestreken horizontale zandbak. Ik overblufte hem in zieligheid met mijn gezichtsuitdrukking.
Hij probeerde nog : “Maar mijn schoon werk…” Maar het was te laat, ik hield hem mentaal in de tang met mijn snuffende neus. Weifelaars, daar kan ik geen medelijden voor opbrengen, die moeten aan mijn wensen voldoen.
Zo trok Chris met zijn grijpveeltonner een diep spoor doorheen zijn eerdere genivelleerde huzarenstuk. Kiepte talloze kubieke meter bodem in de hofmiskleun en trok het met zijn bak daarna allemaal licht hellend.
Ziezo.
En we leefden nog lang en gelukkig.
Dachten we.
Chris werd twee maanden later verpletterd onder zijn zijn kraan omdat hij zich weer bezondigde aan een afgrond die zijn machinerie deed kantelen.*
Moose leefde gewoon (ipv gelukkig).*
Ter boetedoening heb ik enkele dagen na het avontuur stiekem helemaal op mijn eentje (als je mijn vader niet meetelt) grond geharkt, gras gezaaid, mest geworpen, bodem pletgewalst, terwijl moose enkele dagen zijn beroep in het buitenland uitoefende.*
Met dat gras liep het later ook nog danig mis.
Beeld in : kapotte grasmaaier, mindfuckspelletjes met liegende reparateur, kortste eind voor ons, bladerdek dat gras verstikt, nog steeds kapotte grasmaaier, mottige gazon met kale plekken.
Maar ach, we leefden nog lang en gelukkig op een mismaakt grastapijtje. Zonder afgrond.
*Eentje van de drie is echt waar.