Green green gras of home-rische strijd met de afgrond

  Lang lang geleden, het jaar dat ik mijn eerste en tevens laatste aardbeving voelde, de Bijlmermeerflats doorboord werden door een vliegtuig en Boutros Boutros-Ghali Secretaris-Generaal werd van de VN, kocht ik zes koddige kruipbamboeplantjes. Dertig centimeter hoog zouden ze worden en toch wel de oppervlakte van bijna een vierkante meter bedekken.

Zestien jaar later, Samak Sundaravej werd ingezworen als nieuwe minister-president van Thailand (maar dat weet iedereen natuurlijk nog), Steve Fossett, de vliegende avonturier, werd officieel dood verklaard en België had eindelijk een regering na negen maanden onderhandelen (die zit erin om te lachen), was de halve tuin opgevreten door mijn zes schatjes bamboe. Hele borders lavendel, vrouwenmantel, sedum en meer fraais, hap-slik-weg, verdreven door exotisch gras van anderhalve meter hoog.

Moose kreeg een haat-haat relatie met die overdaad overwoekering. Met een spade en een snuif spierballen ging hij ze te lijf. Op het einde van de rit, moest mijn liefs vechtlust het toch afleggen tegen onaflatende priemende wortelstokken. Ondertussen deed ik toendertijd wat onschuldig of mijn neus bloedde. Geïnteresseerden kunnen hier onze 2008-ige tuin openklikken. Let op de prachtige bamboe!

Omdat in actie schieten hier altijd wat langer duurt dan nodig -we zagen niet meer of we met gazon of een Oostindische rietsoort te maken hadden- greep een van ons toch de telefoon en gelastte een mens met een kraan naar onze kavel om de hele boel op te kuisen.

Niet zo ver in het verleden, uw zapnimf kon niet gemist worden op haar werk, namelijk 1 september 2010, kwam de man, zijn machien en zijn camion frisse aarde ons grondgebied proper scharen. Voorafgaandelijk had ik enkele instructies aan een thuisblijvende moose achtergelaten : het opblaasbaar zwembadje moet een effen plek krijgen, daarachter zachtglooiend laten uitlopen.

De meneer komt eraan : spannend spannend. (Als je die gast zijn blote benen wil zien, kan je klikken.)

De klojo rupsbandt zomaar over mijn perk! Dat zou hij uitgraven en uit de weg neerpoten, de vergeetachtige lulhannes.

Oeoeoeoe, eerste schep! Of tweede, het ging snel.

Meer scheppen, de tuin begint op een motorcrossparcours te lijken.

Put, om onaardige lezers een massagraf te bezorgen. Bij gebrek aan geschikte bitsige bloggers werd er dan maar de gereten bamboe in gestompt, diep in het grondwater. Om nooit meer het daglicht te aanschouwen… (hopen wij en die van de verzekering met ons).

Uw zapnimf fietste met een hartje vol verwachting terug naar huis en humde tien kilometer aan een stuk : “Ik ga content zijn, ik ga content zijn, ik ga content zijn, ik ga content zijn…”
Waarom? Omdat ik eigenlijk niet het lieve, begrijpende, foutjesdoordevingersziende kaboutervrouwtje ben, dat ik blogsgewijs graag neerzet. Daar verschiet ge van hein?! Enige zelfhypnose kan in zulke gevallen geen kwaad.

“Ik ga content zijn, ik ga con…” plofte ik op een terrasstoel. Mijn lippen verbleekten tot geperste streep, mijn ogen vloeiden vol vocht, snot en speek werden geslurpt en geslikt.
“En, ben je tevreden?” vroeg mijn betere helft, zichtbaar wel in zijn nopjes.
“Voor dat platte stuk vooraan heeft hij zijn laserpasser bovengehaald.”
“Zoals je ziet is de hele tuin een beetje opgehoogd, hij sluit nu aan bij het terras.”
“Je had die kuil moeten zien, diep die…”
“Aaaaaaahggggg!” krijste ik mijn zelfsuggestie naar de knoppen, “glooiend had ik gevraagd, glooiend, zachtglooiend! En wat krijg ik? Een afgrond! Een kloof! Een vallei. De Grand Canyon is er niks tegen! Een zwembadjesplateau en dan ineens het vacuüm. Als er een kleine in dondert, vinden we die pas terug tegen 2019! Trekt op niks”, tierde ik verder, “daar moet een vrachtwagen zand bij!”
“Regel dat dan maar zelf, ondankbare.” kaatste mijn brave vent terug.

Het lotsbestel was me gunstig gezind die dag. De graafkerel had zijn werktuig op straat achtergelaten omdat zijn broer er met de opligger vandoor was. Hij zou ze later op de avond komen oppikken.
Normaliter is telefoneren een van mijn hoofdbezigheden, maar het stemmetje bibberde nu toch bang : “Meneer? Is het mogelijk om nog een vrachtwagen met aarde mee te brengen? Nee, ik ben niet zot geworden, ja, ik zou u eeuwig dankbaar zijn.”

Ik zag mezelf al maandenlang kruiwagens sjouwen van een berg ergens vooraan de oprit en vele meters verder de zonk dichten, hoopje per hoopje. Onverwachte hoeken zouden geen hulp bieden en ei zo na een echtscheiding zou mijn deel worden. Moest ik gehuwd zijn.

Maar de mazzel stond die avond aan mijn kant.
Chris, zo heette het zwakke karakter achter de hendels, zuchtte, keek intriest naar zijn netjes gestreken horizontale zandbak. Ik overblufte hem in zieligheid met mijn gezichtsuitdrukking.
Hij probeerde nog : “Maar mijn schoon werk…” Maar het was te laat, ik hield hem mentaal in de tang met mijn snuffende neus. Weifelaars, daar kan ik geen medelijden voor opbrengen, die moeten aan mijn wensen voldoen.
Zo trok Chris met zijn grijpveeltonner een diep spoor doorheen zijn eerdere genivelleerde huzarenstuk. Kiepte talloze kubieke meter bodem in de hofmiskleun en trok het met zijn bak daarna allemaal licht hellend.
Ziezo.

En we leefden nog lang en gelukkig.
Dachten we.

Chris werd twee maanden later verpletterd onder zijn zijn kraan omdat hij zich weer bezondigde aan een afgrond die zijn machinerie deed kantelen.*
Moose leefde gewoon (ipv gelukkig).*
Ter boetedoening heb ik enkele dagen na het avontuur stiekem helemaal op mijn eentje (als je mijn vader niet meetelt) grond geharkt, gras gezaaid, mest geworpen, bodem pletgewalst, terwijl moose enkele dagen zijn beroep in het buitenland uitoefende.*

Met dat gras liep het later ook nog danig mis.
Beeld in : kapotte grasmaaier, mindfuckspelletjes met liegende reparateur, kortste eind voor ons, bladerdek dat gras verstikt, nog steeds kapotte grasmaaier, mottige gazon met kale plekken.

Maar ach, we leefden nog lang en gelukkig op een mismaakt grastapijtje. Zonder afgrond.

*Eentje van de drie is echt waar.

Afdalen in één ruk, materialenkennis is de truuk

  De lente kondigde zich aan met zomertjesweer.
(Naar gewoonte, hang ik weer een aantal maanden achter)

Ergens ten lande, bij het zappelmooseduo, gingen er stemmen op om aan hangmatuitbreiding te doen. Met zes inwonenden was het bijna een survival of the fittest om in een van de twee je klauwen te slaan om niet meer af te geven.
Dat is iets psychologisch : waar je niet bij kan, dat wil je persé. Gelukkig heb ik dat enkel met hangende bedden, (de gebuur heeft een Viper, stel je voor) en eigenlijk ook met zwemvijvers en boomhutten, maar soit, dat is een ander verhaal.

En kent gij al de Collishop, de Collishop, de Collishop.
En kent gij al de Collishop, zo kunt ge eraan geraken.
(Zing Mosselman)

Ondertussen hadden we bomen genoeg, hangmatten genoeg, touw rond de bomen, maar de musketons om ons supersonisch klik-klik systeem tegen regen en ander vluchtgedrag te vervolledigen, ontbraken nog.
Toeval bestaat niet in mijn wereld. In de Brico aan de kassa zag ik een kartonnetje met drie musketons erin.

Misschien ook wel omdat ik een karabijnhaak herken met mijn ogen dicht. Mijn vader was in mijn jeugd immers een bergbeklimmer. Een feit waarmee ik op school mee scoorde : “Onze pa heeft deze zomer de Jungfrau beklommen…” Geen kat die wist welk landschap door die berg cachet kreeg, maar het klonk alvast cool. Dat ik zelf aan het zwembad bleef liggen bij een koppel zwartharige zwoele Italianen in plaats van mezelf in het zweet te werken op een helling, verzweeg ik, evenals die keer dat pappie met zijn ijshouweel uit een gletsjerkloof kroop (om te oefenen, de zot) en van vermoeidheid in de achterkant van zijn eigen oor pikkelde. En wat ik met die Italianen in mijn tent deed, dat was helemaal topgeheim.

Zo geschiedde dat ik blij als een kirrende zapnimf booms huppelde om het versgewonnen waar op staande voet uit te testen. En daarna zelfs zonder voet.

Krak zei de fes-ton-haak,
met een diepe zucht
en allebei de beentjes,
gingen hopla in de lucht
(zing grote paddestoel)

Zei de madam van de winkel (neerbuigend) : “Maar mens, dat is om uw sleutels aan te hangen, niet om dikke vette zapnimfen te dragen!”

Wat hebben we hiervan ook alweer geleerd?
Pak in het vervolg een kind om de nieuwigheden in huis, tuin en keuken uit te testen, zap! Ge hebt er toch genoeg.

Zijn hersens zijn nog met vakantie

  Donderdag : Moose vergeet zijn brooddoos in de koelkast.
Vrijdag : Moose laat alweer zijn boterhammen (dezelfde) achter op de tafel.
Maandag : Jee, hij doet het weer. Deze keer vind ik zijn middageten (nog steeds… jaja) aan het schoenenrek. We spreken hier zelfs niet meer over een ezel.
Dinsdag : Mail moose : schat, er zit schimmel op mijn brood.

Het gaat goed met zijn dieet.

Funfunfun en fanfanfan

  Hij loopt weeral op zijn laatste benen. De zomer. Die van iedereen en die van Antwerpen.
Allicht is het u opgevallen dat het thema bij zappelmoose deze vakantie was : Veel waar voor weinig geld en het liefst dichtbij.

Zo fanfanfan van de zomer van Antwerpen zijn wij, dat we iedereen zouden willen meesleuren naar de stad van feestgedruis en actie. Maar ik schrijf het toch maar achteraf op, we willen niemand dwingen.

Het begon met een ruimteschip, de Aeroflorale. Sprookjesachtig.
Franstalige manswezens die gehurkt floten tussen de planten, tegen de zonnebloemen koekoe-koekoe-geluiden uit het holle handje bliezen… Bizar, maar wij zijn verdraagzaam.

Toen spoorden we een dot freaky Antwerpenaren op. Het deel dat de tango heel serieus neemt. Als moose en ik de nep-tango ertussen wilden performen, dan strandde dat gedurfd plan al tijdens de eerste seconde door het feit dat wij twee schijtluizen zijn. Wist je dat je niet mag lachen tijdens het dansen? Althans, die indruk kregen we. Met benen om een knie zwaaien, passen tellen en gewichtig doen, mocht wel.

Een hoogtepunt dat in ieders agenda aangekruist had moeten zijn, was ‘Hector Mann & de Fizzy Pop limonadefabriek’, acteerprestaties in een volledig blue screen decor en op het scherm erboven tegelijk het resultaat als in een stomme film. Met op het dak van de vrachtwagen/podium een begeleider op piano. Gewoonweg fantastisch. En lachen bovenop.

Moet er nog zand zijn? Welja en het liefst in Cinema Urbana. Zappelmoose ging er onderuit met ‘Les Barons’ en daags nadien deed moose dan nog eens dunnetjes (letterlijk) over met dank aan de gratis ajuinsoep van Alexander. Wat heb jij in vredesnaam met je kruiding uitgestoken, Alexander?

Foto 1 : zappelmoose and friends zien nog een ruim, prima plekkie waarop ze zich neervlijen. De omstaanders kijken naar ons alsof ze vuur zien branden en de uiensoep moest nog opgewarmd worden. Zijn wij te oud? Te dik? Te lelijk? Niks van dit alles (allez, tistezeggen…), wij zijn domweg te lomp. Pas nadat de dekentjes gladgestreken waren, de koekjes rondgegaan, de hielen ingegraven, daagt het ons dat er een giganteske paal het zicht naar het scherm belemmert.

O help, ik ben toch zo'n kluns als ik foto's wil trekken

Foto 2 en 3 : Voor paal staan, we weten er alles van. Ja, die paal dus. Vlug de aandacht afleiden met een sfeerbeeldje.
Ik ben nog op zoek naar een statief, valt het op?

De laatste donderdag en de laatste keer Geert Hautekiet bij de torensessies. Intimistisch zitten, zo met driehonderd in een houten staketsel. De kerel en zijn gezelschap brachten meeklapnummers, humor en een koekendoos als gitaar mee. Warm, in alle opzichten.

De zomerbar…

… en de gasfabriek. Daar hoeven niet te veel woorden aan vuilgemaakt worden, behalve dan : democratische prijzen, tuinfeestjesambiance.
Hierzo, een collageke om ook u daarvan te overtuigen.

*Zucht*
Was het maar alweer zomer in Antwerpen.
Volgend jaar doen we er het nulsterrenpension* bij en wie braaf is, mag mee. Een halve euro voor een pyjama, alsof je daarvoor kan sukkelen.

* Als het dan nog bestaat.

Neenee baas, die magneten op de wc-muur, die zijn slechts geleend van ’t school

  Onderwijzers zijn betweters!
Die knakkers hebben (te) veel vakantie!
Moeilijke mensen bovendien om iets aan te verkopen.
Ze leggen nooit een pot uit, ieder betaalt het zijne.
En altijd klagen hoe hard ze wel werken : gemakkelijk 45 uur per week, dat niemand denkt dat ze om vier uur gedaan hebben met hun werk.
Neem dan die druk! Iedereen uitleggen hoeveel druk er wel in hun job zit.

Uw zapnimf gaat eens iets zeggen, zo aan de vooravond van het nieuwe schooljaar, goed opletten hè! :

Alles-hierboven-is-bijkans-allemaal-waar!

Waarom Klasse in dezelfde kramp moest schieten als veel van mijn collega’s als deze discussie weer oplaait…? Als kleine kindjes (ikke meer dan gij) moet ieder argument persé weerlegd worden. Alsof het in de privé allemaal veel makkelijker gaat. Niet!

(Hier typ ik mijn zinnetje waar voorheen vijf alinea’s uitleg en bijkomende uitleg stond om mijn argumenten kracht bij te zetten. Ooit leer ik het misschien nog wel eens, ik ben en blijf…)

Onze schoolgebouwen zijn bevolkt door een handvol tofferds. Toch wel. Sommigen passen perfect in het bovenstaand lijstje, maar karakterieel is nog niks verloren. Daarom eten en drinken wij wel eens samen buiten de schooluren. Zo nuttigden een select groepje het laatste weekend van augustus 2010 een ontbijt op een zonnig terras van een eetcafé.

Weet je wat deze onnozele toen zei?
– Volgend jaar, laatste zaterdag van augustus bij mij thuis, mannen! Ieder brengt iets mee.

Ineens stonden daar 32 volwassenen en hun 17 kinderen in onze hof.

Hoe?
– Joehoe, jullie moeten jullie klas opkuisen en/of schilderen! Lessen voorbereiden! Nieuwe bundels dinges maken voor de hoogbegaafden! Namen invullen in schriftjes.
– Ge weet toch wel dat we een pot voor de pistolets en de koffiekoeken leggen?
– Voelen jullie de druk niet? Maandag karweidag, dinsdag personeelsvergadering, woensdag open klasdag, donderdag school!

En d’r is maar weinig over ’t school geklapt. Raar! Maar wel dat ze hier een traditie van willen maken… Jee jee.

Ozark Henry zingt. Een beetje vals…

  Misschien is het schredden al een hype geweest in Blogonia.
Weetikveel, ik was er even tussenuit.

Een onbekende cluster belhamels zingen en spelen over het originele geluid. Net genoeg om jezelf af te vragen wat er precies niet klopt. Beeld en geluid komen nagenoeg helemaal overeen. Wie veel tijd heeft en er nog niet van hoorde, test ze allemaal een keer uit.

Maar met die van hieronder heb ik persoonlijk tranen gelachen.

Omdat het niet eerlijk is, kan je hier vergelijken met het origineel.

Ver-daasd slapen – ver-prikt wakker worden

  Dit is ons bed.

Ziet ge dat zwarte plekkie?

Ik bedoel : dit is ons bed.

En ik ben een luizige fotograaf, alles beweegt

En dit is een daas. Zo dood als… euhm… een pier.

Ik heb hem vanmorgen doodgeslapen.
Weliswaar net te sloom, want hij heeft me wakkergeprikt.
Rotbeest.

Welke wielrenner ruist daar door mijn struikgewas?

  “Er sluipt een coureur door onze hof.”
Vijf hoofden draaien een kwartslag naar rechts.We zitten aan het avondmaal.

Waarlijk, zo’n dertig meter van ons vandaag zwemt een wielrenner in een knalrode tenue gecompleteerd met helm, zijn schoolslag op zijn knieën doorheen het struikgewas.
Dat is een beetje hallucinant, hoor. Straks begin je mensen ervan te verdenken dat ze zulke zinsbegoochelingen in scène zetten opdat ik erover zou kunnen bloggen. Net toen ik hem wil aanmanen tot voorzichtigheid : “Let op voor teken, voor je het weet heb je er negen!”, merk ik dat hij zijn focus richt op de rododendrons die de scheiding vormen met de buren.
“Buurman?”, gewaag ik me door de open terrasdeur naar het ploeterend figuur.
Ofwel hoopt hij nog dat we hem verwarren met een gemuteerde rosse eekhoorn.
Ofwel belet de inspanning van het struikzwoegen hem tot antwoorden.
Ofwel is hij doof.
“Halloooo!”, probeer ik nog een keer, “steekt hier ook een strategie achter? Achter dat verstoppertje spelen?”
Deze keer vindt de clandestiene bosjesman dat hij mijn beleefdheid genoeg op proef gesteld heeft.
“Excuseer, ik ben de schoonbroer van de buurman. We zijn elkaar kwijtgeraakt bij het mountainbiken.” Daarmee is de kous af.

Ja en?
Is hij van een mountain gestuiterd? Dan ga je van verdriet rollebollen in andermans modder?

Zijn poort is afgesloten? Ooh.
En nu maar hopen dat de sleutel nog steeds onder het potteke ligt, hè maat!?

Ach ach, ik vergeef het hem en buurman ook, zich zo kwijtmaken.
Het is slechts negen jaar geleden dat ik een tikkie onrechtmatig alsook onbesuisd zijn erf opstormde.

Ik zou… ik zou… opzouten

  Daar zag ik de datum van vandaag me aanstaren : 24 augustus 2011.

“Eeeeey,” dacht ik, “ik zou vandaag 20 jaar getrouwd geweest zijn.”
(Over een maand : “Eeey, ik ben vandaag 10 jaar gescheiden!”)

En toen ging het echte leven verder, het leuke leven, met hem.

Take on me, take on me, take meeee on!

  De avondzon scheen door de achterruit.
Moose en ik bolden huiswaarts met de slee, de boodschapjes achter de rug.
We voelden ons verrekte zen.
Thuis wachtte ons : gekrijs, jong geweld, puberhormonaliteiten en hun logerende vriendjes. Vooruitzicht!
Dat wisten we wel zeker want een van de vier zaps had het gekrijs gericht in een hoorn, verbonden met ons, waarop een andere gelijktijdig meppen verkocht aan een derde en zodoende steeg er gejoel-gegiechel-vieze woordenschat op in bendevorm. Enkel en alleen om te vragen waar wij bleven.
Bleven? Wij bleven na deze telefoon het liefst achterwege.
In het lege.
Of nog beter : in het lege-ndarische bos waar we net langs reden.

Excuses aan al die ouders die hun kinderen nooit ontlopen, maar wij dus wel. Want waai hebben kids from hell. Niet echt, maar soms heeft het rijm ook zijn rechten.

Ik wijk af : Moose en ik zouden een ontspannende avondwandeling maken ver van storende elementen. Slechts twee zijwegeltjes later stoorde mij iets heel heel ergs : ik moest naar de wc. In een bos waar geen wc is. En die van thuis zou ik niet meer halen, in die mate ken ik mijn darmstelsel al wel, wij leven al heel lang samen.

Uhu, ik hoor u al drie zinnen lang zuchten : bos, pak het bo-os! Mens doe niet zo ingewikkeld! Omdat ik het daar helemaal mee eens was, zocht ik naar een geschikte openluchthudo. Wat in de werkelijke wereld aldaar moeilijker te realiseren viel dan je zou vermoeden. Ieder bosje aan een paadje had ook een achterkant die uitkeek op een ander weggetje. Bovendien leek het wel nationale joggersavond. Half lopend zapdorp passeerde voor achter en zijlings. Zei ik ooit dat wij zen waren? Not!

Minuten verstreken. Met dichtgeknepen billen en mijn ene hand tegen het poepgaatje (een meer symbolische daad dan een praktische) wiebelde ik vanuit de knieën verder terwijl de andere hand doortastend graaide naar alles wat op blad leek.
Had ik al verklapt dat dat bos ‘Mastenbos’ heet? Mast, zoals in dennenboom, mastendop, naaldjes…? Handig is anders om… uweetwel, want dat het een dringende nummer twee betrof qua boodschappen, dat had u natuurlijk al lang door.
Afijn, ik vond toch wat Amerikaans eikenblad en vogelpestblad en verwenste ieder levend wezen in een kilometer omtrek.

Toen keerde mijn geluk. Alsof de almachtige zelve erachter stak, openbaarde voor mij een formatie rododendrons als een ideale ontlast omega. Op-luch-ting alom.
Het verdere verloop van de wandeling werd er eentje met soelaas, bevrijdende huppels en foute-hits-geneurie. Tot we opgeladen weerom de kroost konden trotseren.

Normale -euh, ok, poepverhalen- eindigen dan meestal hier. Een mooie afronding van een leuke dag. Tikje melig en iedereen weer tevreden gesteld.

De volgende ochtend startte met jeuk in een knieholte.
Met de pincet in aanslag heeft moose me verlost van 9 (NEGEN! ik herhaal : negen) teken, verspreid over alle plooien die mijn vel rijk is.
God had mij gefopt.
Teek on me!

Slakken kakken op hun dooie gemakken

  Als je onze ecologische voetafdruk zou meten, zou die nog binnen de perken blijven.
De kinderen buiten beschouwing gelaten. Moose zijn woon-werkverkeer vergetende.
We zagen in geen tijden een vliegtuig in het echt, onze vakantie speelde zich af in een diameter van 50 km en ik draai de waterkraan dicht als ik mijn tanden poets. Áls ik mijn tanden poets. Óf mijn voeten was.
En wij fietsen. (Ook : laten onze fietsen stelen, maar dat telt niet, want dat hoort bij puntje kinderen.)

Groen hein!
Zo ook onze brievenbus, waarin een heel ecosysteem huist, bestaande uit genoeg geslakte, huisloos of niet, om de amuse-gueules te verzorgen van een decadent trouwfeest. Met torentjes lookboter : njammie ende slurp.
Dat zwijmelt allemaal heel erg sympathiek op het eerste zicht. Tenminste als het zicht naast de gleuf klaarstaat om de post te signaleren vooraleer hij ten prooi valt aan die papierdorstige monsters.

Goh, toen kwam de dag dat ik bijsluitend formulier ingevuld moest terugzenden naar de kinderbijslag.
Het deed me een beetje denken aan : “Maar juf, de hond heeft in mijn huiswerk gebeten/de baby heeft op mijn maaltafels gekwijld/ons moeder werd boos en heeft eraan getrokken terwijl mijn stylo nog in het gaatje stak…”

Kijk, het doet ook nog zijn gevoeg op onze briefwisseling! Schaamtelijk beest!

Als ik daar nu eens hard op trap, spreken we dan van een echte ecologische voetafdruk?

PS : Vanmorgen oud papier vergeten mee te geven. In de brievenbus ermee?

Gratis in mekaar geslagen worden als een lelijk foorwijf

  De weg van West-Vlaanderen naar huis was lang.
Daarom namen we een pauzeke ter hoogte van Lokeren.
Niet zo heel toevallig, want deze dag hadden we aangekruist in de agenda van zappelmoose : de laatste dag van de Lokerse Feesten.
’t Is te zeggen, het waren eigenlijk de Fonnefeesten, een pleintje alwaar toch ook wel eens getalenteerd volk gratis zijn kunsten komt vertonen.
Die keer waren dat :

Along comes Mary.

Die bracht haar covers zo fijntjes dat ik er bijgod gênant ontroerd van werd. Zonder reden stroomden er plots tranen alsof ik op eigen houtje een uitgedroogde beek tot leven moest wekken. Zulke gevallen zijn mij niet onbekend. (Nog een wonder dat ik geen waterhoofd heb.) Daarom deed ik wat ik dan altijd doe : mezelf razendsnel rond de nek van mijn partner slingeren, zijn kledij ter hoogte van het sleutelbeen doorweken en doen alsof ik de beste slow van mijn leven weggeef. En zoals altijd, ziet dat er even belachelijk uit als het klinkt. Mary zal wat gedacht hebben!

Nummer twee die avond heette Sara ennogwat, die volgens de muziekkenner in mijn gezelschap heel zuiver zong, zo gezeten achter haar piano, maar ik kreeg er vooral rugpijn van. Gevolg van het stilstaan zonder dansgewiebel. Misschien als ik wat gekronkeld had tot ik bij het fototoestel in mijn sacoche was geraakt, maar daar heb ik zelfs niet aan gedacht. Afvoeren die handel. Zonder prentje.

Gehandicapt als ik was door Sara’s schuld, hompelde ik tot een bankje aan de waterkant. Om het terug goed te maken, deed de stad Lokeren toen een kleine inspanning : een vuurwerk.

Het was een mooi gebaar, maar met een warme chocomelk erbij ware ik nog contenter geweest.

Afijn, toch een beetje gezalfd door bovenstaande geste, vertoonden we ons ruimschoots op tijd voor het podium. Onze maat Clement Peerens en zijn Explosition zou er het beste van zichzelf geven (zijn tussenteksten) en toch ook een handvol meezingers in de taal van de Strangers. Zo dicht had ik nog nooit bij mijn Boechouts idool gestaan. Zie.

De stille genieter in mij brak los en huilde uit volle borst ‘Den dikke Lu’ mee. Headbangde alsof mijn gat te dik was in die rok en swoeng met de loeten mee van Clements wijf. Eilaas was dat nu net wat ook die 20 jonge gasten voor ons deden. Zelfs nog iets enthousiaster : met vuistengezwaai en gebuurketrek en spring-ne-keer-op-iemand.
Drie keer raden wie die iemand was.
Uw zapnimf heeft de rest van het optreden beide armen vooruit gestoken, als buffer. Zo heeft ze ternauwernood kunnen bewerkstelligen dat ze al haar tanden nog heeft.

Gisteren present op Maanrock
en eerder nog in Lokeren,
zo stevig als een rotsblok,
ik ga ze hier bewierokeren :
Clement, Sylvain en den Dave
Zo verniet als de zomerregen,
zo plezant, eenmaal op dreef
en mijn kaak kwam een vuist tegen.

Sindsdien, dat staat buiten kijf,
lijk ik verdacht op een lelijk foorwijf.

M(e) A(ntwerpse) S(toefer)

  Het Mas.
En dat was ik helemaal vergeten.
Een hoop roltrappen naar het dak. (Daar waren er ook twee van kapot, oeps, maar omdat we zo stadpatriot zijn, vinden we dat minder erg dan in Brussel.)
Bovendien kost het u geen duit.
Over het museum kan ik niet oordelen, dat is nog niet geproefd door het testpubliek zappelmoose.

Een toertje asdraaien in alle windstreken. Van links naar rechts : De Boerentoren, de Oudaan, de kathedraal.

Helemaal bovenaan zie je het blauwe dak van het Sportpaleis. Think Prince.

Pfoe, ik ben toch niet bang want ik heb connecties

Laat ze maar komen, die van het vorig blogstuk!

Zie bewijs!
Eergisteren door minizap geschreven.

Oud-bollig en daar bedoel ik niet mezelf mee

  Tweeënveertig jaar en niet weten dat het ‘tAtomium aan de Heizel staat.
Tweeënveertig jaar en nog nooit binnen geweest in dat spel.

 

Owkeey.
Goed om te weten dat deze bevrediging van verlangen nummer 26 op de lijst : ‘wat wil ik nog doen/zien in mijn leven’ genoeg voldoening gaf om niet over te gaan tot herhaling voor de komende tweeënveertig jaar.

Tjonge. Twintig minuten wachten tot je in de lucht mag met de lift. De raampjes van het panoramisch uitzicht zijn vuil. Waarschijnlijk bedoempt door al dat wasemend zweet dat je daar uitscheidt. Saunatemperaturen!
Als je voeten terug op verdieping nul staan, kan je zo hoog mogelijk geraken met een roltrap! Een heuse roltrap. Wel sneu dat de ontwerper vond dat je naar beneden best de benenwagen kon pakken. Minder mobiele mensen zijn de pineut. Vooral niet zo slimme minder mobiele mensen wiens opmerkingsvermogen te traag werkt en pas doorhebben dat ze trapjes moeten nemen om terug thuis te geraken.

Toen wij onze 11 euro daar op de toonbank legden, werkte de derde roltrap niet. Mijn beschouwing van dit bouwwerk reikt ergo niet verder dan de onderste en de bovenste bol.

Ach. Vanbuiten is het blinkend schoon.
Voor ene keer dan, we waren toch in de buurt.

Koning (be-) Tut (-eling)? Ze zou niet durven.

  – “Allo?”
– “Allo terug.”
– “Wat staan wij hier te doen?”
– “Wij moeten bewijzen dat zapnimf en haar vaste bedgenoot keihard werken aan hun beschavingspeil, want daar moest ze gisteren zonodig over koketteren.”
– “Imagobouwen? Worden we daar voor ingeschakeld? Hoe stom. Waarom wij?”
– “Sja, omdat die sukkels die voor de reconstructie van de grafkamer stonden met hun koptelefoon, nog veel meer bewogen op hun foto staan. Daarom.”
– “Terwijl wij hier dus cultuur staan te veinzen op een blog -als ik het had geweten, ik had een hemdje aangetrokken dat beter bij het uwe paste- kijken wij naar…?”
– “Het grootste verguld schrijn waarin Toetanchamon in verstopt zat. In de verte zie je dat het er eigenlijk vier waren die net in elkaar pasten en Toetanchamons stenen sarcofaag omsloten.  Ze zijn voor zover bekend de enige exemplaren in hun soort, ofschoon…”
– “Stop stop! Dat die mensen die hier komen lezen eens zelf gaan zeg, straks denken ze nog dat we onderwijzer zijn!”
– “Maar dus, moesten we nog iets nuttigs tekstballonnen? Mijn oor begint rood te worden.”
– “Euh… zeggen dat het een verplicht nummer is om naar de tentoonstelling ‘Toetanchamon zijn graf en zijn schatten’, klinkt weer zo pedant zeker?”
– “Ja, maar dat past wel bij haar : wijsneuzerig.”
– “Bij deze dan : Gaan! Doen! Niet overslaan! Nog tot 6 november.”
– “Zou ze eigenlijk weten dat dat helemaal geen telefoon is waar wij zogezegd in leuteren?”
– “In dat geval hebben wij alles aan elkaar gedacht.”
– “Prettige dag verder.”
– “Insgelijks. Straks ook naar het Atomium?”

En ik ben niet eens zijn moeder, de zweterd!

  “Eventjes het kleinste kamertje zoeken”, zei hij en hij liet me achter in de binnentuin van een cafeetje in de Hoogstraat.

Ik roerde in mijn reeds lege koffie.
Ik bekeek de klimplanten tegen de muur met bijzondere aandacht.
Ik luisterde de dikke Duitser met sigaar af.
Ik trok mijn gezicht alsof botox mijn beste vriendje is. (Lees : bambi-ogen en een pruimenmond)

Net toen zijn ‘eventjes’ me de keel begon uit te hangen -pretenderen dat je je vooral niet verveelt, vergt veel concentratie- struikelde hij weer aan ons tafeltje.
“Moet je ruiken, ze hebben hier speciale zeep om je handen te wassen.” Hij stak zijn handen onder mijn neus.
“Je krijgt er wel een rode kop van zeg, van die zeep,” en ik keek een beetje bevreesd-onbeholpen (welke vent fleurt op van een stuk detergent?) naar niks, want ik wilde geen band smeden met de dikke Duitser, je moet het natuurlijk ook niet gaan zoeken.
Dus bracht ik vlug het gesprek op ‘Het schoon verdiep’, zijn interieur en de gids waarin we ons net voor het drankje verdiept hadden.
U weet, wij vinden onszelf cultuurbeesten, daarom schrijf ik het nog maar eens op, voor het geval u het vergeten was. Dan kan u dat vanaf nu samen met ons vinden.

Dan nu de waarheid en niks dan de waarheid!
Die leugenaar van mij, deed alsof hij krampjes kreeg, strompelde zogezegd naar de koer, maar beende meteen naar buiten en spurtte naar het winkeltje waar ik enkele uren voordien kwijlend had gegeiloogd naar een paar oorbellen.
Die werden gelanceerd op 15 augustus, moederdag. Lief! Vooral als je weet dat hij zo’n liefhebber is van rennen.

Maar ik blijf erbij, gewassen handjes laten ruiken om argwaan te ontlopen, dat is voorbij het metroseksuele janettendom, schattieboutie!

Nieuws dat insloeg als een bliksem

  Antwoordt zoonzap eerder deze week op mijn vraag :”Neen, ik ga niet naar Pukkelpop. Mijn geld is opgegaan aan Graspop.”

Mag ik dan nu bekennen dat ik toch een beetje opgelucht ben?

Een gebruiksaanwijzing even onleesbaar als Godenslaap

  Van een beetje inbreker zou je toch mogen verwachten dat hij tenminste je lievelingsexemplaar van Jommeke (De stad in de vulkaan nr. 87) mee jat.
Of ‘Een geschiedenis van bijna alles’ van Bill Bryson.
Of ‘Zomerhuis met zwembad’ van Herman Koch.

Of het liefst van al : ‘Godenslaap’ van Erwin Mortier, want gatsie, wat is me dat een ondoordringbaar boek. Verder dan pagina 8 ben ik nooit geraakt en het begint op 7. ‘De publieksprijs van 2010 (boek van het jaar)’ (tevens winnaar AKO literatuurprijs). Hoe moet ik mij zo’n publiek voorstellen? “Onder IQ 140 kom je niet in ons publiek, sorry! Andere tribune!”
Misschien staan alle moeilijke zinnen op pagina 7 verzameld en moest ik eens een keertje doorbijten?
Dan lees ik liever in de plaats nog een keer alle Alex Riders (Anthony Horowitz). Aan alle ouders van 10 tot 15-jarigen : koop die serie van de sint, goed op voorhand, en lees ze zelf eerst. Doen doen!

Enfin, het beetje inbreker liet alle literatuur op de plank, sterker, hij voegde er zelf wat aan toe.

Tussen twee dwaze momenten (met 4 in bed kijken, de kats hoektand uit de trui puzzelen, VT wonen lezen, meezingen met de begintune van The A-team) op de zetel, draaide een van ons zijn nek meer dan 30 graden en een klein onbekend potje weerspiegelde op de iris.
We herkennen het niet.
De taal van het etiket is redelijk uitheems.
Fors spul bovendien, gezien het goedje pas in 2547 vervalt.

De poetshulp, van Marokkaans/Nederlandse origine ontkent dat zij het binnengesmokkeld heeft en behalve enkele vrienden, opgetrokken uit de West-vlaamse klei, is hier kort voor de vondst niemand gepasseerd.

Dan mag u nu wat ontcijferhulp bieden.
Of een gokje wagen over de inhoud.

Wie weet wint u wel iets.
‘Godenslaap’ van Erwin Mortier schijnt wel goed te zijn…

Het gras is droger voor blijf-burgers

  Wij zijn in congé.
Daarin oefenen wij een vorm van ecotoerisme uit. Budgetvriendelijk, lichaamsenergiebesparend en hittewerend. Die fijne gewaarwording heet : thuisblijven.
Voor zappelmoose geldt : het gras is altijd groener thuis, vooral in natte zomers.

Wellicht valt er over eigen streek wel wat te belasteren, het kan altijd beter met die fietspaden, maar tijdens zomermaanden biedt ze haar blijf-burgers gratis ontspanning naar believen.

Het hoogtepunt van de week brengt zo’n imposante menigte op de been, dat je je afvraagt of zoveel volk wel in één dorp past. Busladingen schorriemorrie trappen al dan niet ritmisch het mooie gazon van ons gemeenteparkje plat tijdens herhaalde parkfeesten. Een fenomeen dat als een builenpest uitbreidt naar iedere zichzelfrespecterende nederzetting in Vlaanderen.
Het gras is altijd platter thuis.

U mag bijgevolg niet verwonderd zijn dat ook zapnimf een enkele keer van dit volksfeest proeft. De eerste keer raakt haar kennissenkring zoek aan de massa voor de toog, hij komt pas dagen later terug telefonisch boven water.
Omdat minizap gefascineerd is door het spektakel, voor zover je Eva De Roovere kan beschuldigen van spektakel, zet zapnimf zich over haar eenzaam gevoel en probeert ze het een tweede keer. Ditmaal ketent ze een vriendin vast aan de broeksriem en rust ze minizap uit met haar paraplu. (Geen enkel parkfeest tot nu toe is droog gebleven.)
Plots huppelt het stiefzusje van minizap haar voor de voeten en huppakee, die twee tollen zich een pad door de mensenzee.

Mijn vriendin en ik versomberen gelijk met het weer. Zij piekert zich een privéredenenpunthoofd en ik besef dat het repertoire dat over het podium kolkt zelfs in mijn zotte kindsjaren het cassettebandje niet zou halen. Ik wil op een mediterrane strandstoel liggen. Om het geheel helemaal te voorzien van een finale toets, breekt de hemel en plengt zijn inhoud op onze toch al geteisterde hoofdjes.
Mijn spiedende ogen spotten eerst de paraplu. De paraplu met minizap eronder. En voorts ook nog de ex-man, zijn vrouw, het stiefzusje. Zij lachen ons breed toe. Ik gebaar kort met hoofd en ogen naar minizap : maak dat je hier komt met MIJN paraplu. Dat zwak karakter doet of ze het niet merkt. Mijn voormalige bijslaap daarentegen is in een vriendelijke bui en wenkt ons onder MIJN paraplu. We mogen met onze kop nog de gaatjes opvullen. De poep blijft in open regenlucht.
Daar reikt de vriendin de oplossing aan : ze gaat naar huis. Helemaal mee met dit idee, volg ik en met mij zal ook minizap met de paraplu de route huiswaarts moeten nemen.
-“Sja, sorry hoor, maar jullie begrijpen dat wel.”

Uit het zicht zakken we lekker nog een kwartiertje op een bankje. Halfdroog onder het gebladerte van de eik en heeldroog onder de paraplu van MIJ gniffelen we : het gras was ooit groener aan de overkant, maar droger aan mijn kant.
Naa-na-na-naaa-naaaa.