Pimp up your kak : shit happens

Zo kon ik in het ochtendglorie van gisteren nog net dit riedeltje poëzie ontwijken.

Schijt gebeurt, maar je kan het altijd verbloemen.

Een lijstje voor de sint tegen de hongerstaking

   De kinderen vinden het brood niet lekker.

Dat is niks om achterover van te vallen want de kinderen vinden onze charcuterie minimaal, onze douchefaciliteiten marginaal (ok, hij is voorlopig even verstopt), onze open haard te artisanaal en de hele inboedel hier banaal. En één tv en één kinderpc is te weinig. Oja, onze kapsels markeren ze als onhip.

Wat ik denk over hun bilspleten, het niet willen dragen van fluovestjes, rapportpunten, bijna ontsnappende borsten, taalgebruik en snobisme, dat is voer voor latere blogposts.
Met heimwee in het hart lees ik de weblogs van kersverse moeders. Zoon is daar nog god, dochter wil haar moeder worden als ze groot is. Wie ben ik om deze illusies naar de vuilnismand te trappen? Het is vol ongeduld wachten op wetenschappers die de hormonen van de puberteit kunnen isoleren en ze opslaan voor latere generaties om er eens flink mee te lachen. Of er wilde dieren mee bangmaken.

Welnu, over dat brood kan ik de gegroepeerde zaps niet helemaal ongelijk geven. Het komt in bulk uit de supermarkt en wordt bij thuiskomst in de diepvriezer gepleurd. Niet echt haute cuisine. Wel koele. En grappige als er iets zwaar met buitensporige vorm heeft op gelegen, herken de boterham!

Zoals het lot wel eens meer last van speling heeft, brengt een collega een reclameblad van Aveve mee met daarin honderden verschillende meelprodukten om zelf uw brood te bakken. Tegelijkertijd merkt bompa op dat er volgende woensdag broodbakmachines te koop aangeboden worden bij Aldi en ben ik die flepse prooi die daar natuurlijk niet aan kan weerstaan. Met nog twee zakken geprepareerde bloem voor grof en wit brood er achteraan sleurend.

Bij experiment één snijdt zapnimf in haar vinger. Een wit broodje creëren is één ding, er sneden uitkrijgen iets anders…
Bij poging twee (het grote brood van 1000 gr) vrees ik voor het glas in het deksel onder de druk. De pot is te klein, hoewel er een pijltje en een stand 1000 gr op dat ding is aangeduid.
Streven nummer drie komt niet eens van de grond. Het uitstellen van de tijd tot de ochtendglorie heeft zijn start gemist. Ik weet nog steeds niet wat er mis loopt.

Maar jongens toch. Zo mals. Zo smeuiig. Zo smaakpapilverwennend.  Laat komen die tips voor zaadjesbrood, fruitjesbrood en kruidjesbrood, in dikke schijven.

De koters daarentegen zeuren de vlooien van de katten.
Grote puberzap wil er niet van eten : Ge denkt toch niet dat ik zo’n dikke plak in mijn brooddoos ga proppen? Daar kan je niks op smeren, niet plooien en dat is alleen maar broodsmaak want de rest proef je niet.
Ook de andere zaps morren. Een boterham behoort dun te zijn en mijn motoriek heeft dat nog niet door.

Vraag lekker  een snijmachien aan  sinterklaas, jullie ondankbaar gebroed.

Djeezes, een stokske. Wat ben ik blij! Mijn prachtig wijflijf.

   Een cadeautje van Mme Arabelle : een ingepakt stokje.
Of ik iets over een body en mij kan schrijven.
Dat kan heel kort : mijn torso staat niet met een body.

Maar omdat ik zelden nee durf zeggen zal ik ook aan dit engagement voldoen, hetzij gerecupereerd uit die vermaarde wijvenweek in maart 2008 : mijn prachtige wijflijf.

Mijn zachtgegolfd lichaam, beste mensen, heeft mij en anderen al veel plezier bezorgd. Het is een bron van pret, vermaak en vrolijkheid. Om het allemaal wat overzichtelijk te laten overkomen, verdeel ik mijzelf in drie stukken :

De kop.
Al ben ik de puberteit al enkele decennia voorbij, zo heel af en toe blijft de natuur mij goed gezind en voel ik ergens onder mijn teer vel het begin van iets leuks groeien. Urenlang kan ik hem liefkozen en strelen tot hij zijn gele toppunt bereikt heeft, die vette, rijpe puist. Als het dan zover is, houden hij en ik het volgende ritueeltje :
– vreugdedansje gepaard met improvisatiezang waarin de woorden ‘pietsen’, ‘puist’, ‘pletshhh’ dominant aanwezig zijn.
– het richten van volgspot om het proces optisch optimaal te kunnen volgen.
– het opwarmen van de vingers met een vingerversje :
‘Naar bed, naar bed,’ zei Duimelot.
‘Zijt gij zot?’, vroeg Likkepot.
‘Eerst nog knijpen,’ zei Lange Jaap.
‘In zapnimfs neus,’ zei Ringeling
‘Tot het pletsht,’ zei ‘t Kleine Ding.
– de aftasting door middel van een precieze vingerzetting, het verhogen van de druk, observatie van een bijna barstende boebel en ‘plop’ een messenpuntje smurrie zien vliegen tot de spiegel het stopt.
– “Auwauwauw” roepen, glimlachen en triomfantelijk kijken.

De romp.
Na een optreden van Monza, stond Stijn Meuris nog gezellig twee meter achter ons aan de toog een drankje te nuttigen.
Iemand : “Moet je geen handtekening gaan vragen? Op je buik ofzo?”
Ik : “Jaahaaa! Hoor je me al afkomen? Stijn Stijn, mag ik je kribbel? Op mijn buik? Gemakkelijk, de lijntjes staan er al… verticaal.”
Vier zwangerschappen voltooid, wat zou ik voor slechts over die romp te lullen hebben?

De onderkant.
Waarlijk, ik heb mooie voeten. Geen tenen die zich individueel uit de neerwaartse rij hebben gegroeid, geen tip die krommend een andere beklimt, geen likdoorns, vreemde kleurschakeringen of wratten.
Dat ze zowel in de breedte als in de lengte kunnen concurreren met die van een dokwerker van twee meter hoog, doet niets aan hun schoonheid af.
De keuze van mijn avatar viel dus op een bovenaanzicht van mijn voeten. Daarvoor werd een fototoestel opgetrommeld en zijn eigenaar. Moose drukte tientallen prentjes van mijn onderstel af. Het ene al wat experimenteler dan het ander.
– “Jamaar… wat is dat toch op al die foto’s? Zat er iets op je lens? Overal is dat beeld vertroebeld op mijn tenen.”
– “Lief lief, dat is gewoon het toefke haar dat erop staat…”

Waarlijk, ik kan ook heel schoon kalligrafieën… zie mijn gravatar.

En of ik hem kneep. Ribben breken is niet mijn specialiteit.

   Uw zapnimf heeft geen gestel dat zich leent tot altruïsme.
Zuchtig ja, als er weer wat gered of geholpen moet worden, maar onbaatzuchtig?

Evenwel, bij een van mijn uitstapjes naar een oord van plezier, de Action, zat gisteren op een bankje op het plein voor de winkel een mevrouw.
Een mevrouw met een lege omgevallen rieten tas. Haar grijze hoofd, het haar erop althans, werd vastgehouden door haar twee handpalmen. Ze leunde voorover en ik zag slechts haar kruin met daarachter een voorovergeboven lijf.

Dan nu voor echt : wat denkt u dan?

Ik zal u meedelen wat ik dacht : “Toeme, dat menske doet hier terplekke een attack, hersens of hart, maar iets beroert/ds alleszins.”
Behalve enkele belegen taarten die, geleund tegen hun fietszakken, hun hele leven vertelden tegen elkaar (Jaaa, onze Jos heeft het niet van de poes (sic). Een ingegroeide teennagel uhu, en eerst wou ‘m daar nog nikske aan doen hè? Snapt gij dat nu? Maar ik zei ‘m, als ge nu niet…), zag ik in mijn verkenners 360° niemand die meer medische honneurs zou kunnen waarnemen als ikzelf. Om de simpele reden dat er niemand anders rondliep, de twee viswijven buiten beschouwing gelaten.
Een ambulance bellen zou me toch lukken, dacht ik zo. Mijn kennis van CPR dateert alweer van twintig jaar geleden. En dat was een pop, daar kan je geen ribben van breken!

Stap 1 : Ertegen praten en knijpen als ze niet antwoorden. Adem controleren.
“Mevrouw! Mevrouw! Gaat het met u? Voelt u zich goed?” deed ik een echte na.

Het besje keek verwonderd op.
“Of alles in orde is met u?”
De verwondering maakte plaats voor verontwaardiging : Of de madam zich alstemblieft met haar eigen zaken wilde bemoeien?

Tot daar de edelmoedigheid.
Zou ik er alsnog in knijpen?

Uit de blogroll : niet zo slimme bloggers met geheugenverlies en vorte kiekens

   Zei ik voorheen iets zinnigs over zennigheid?

Nuja, de relax was alras gaan vliegen, nadat we doorkregen dat ik wat te lang bij dit scherm was blijven kleven, er nog een inpakpapier moest gevonden worden, een verjaardagskaart vergaard, het cadeau voor vijf volle minuten onvindbaar bleek, nog iemand raprap een grote boodschap kwijt moest en we aan de hoek van de straat terugkeerden voor de zonnebril op tafel.
Beetje verhaal van al mijn afspraken. En dan maar sms’en : sorry, kwartier vertraging (die dekselse Antwerpse ring toch!).

Elke (de voormalige bloggerin van vrolijkheid) loodste ons van de Park en Ride onder die brug in Gentbrugge naar hartje stad. Zij deed dat concies :”altijd rechtdoor en hierin”. Het parkeergat van zap incasseerde nog wat uitlacherij van de dames, maar weet dat dat geheel lag aan al die afleiding op mijn achterbank : de giechelpoedels Elke en Margo die door zappelmoose zo vriendelijk van hun auto in de onze overgeheveld waren.

Gent zag eruit als geplukt uit een toeristengids : warm, vol en zinderend. Er kwam wat creativiteit van onzentwege aan te pas om een terrastafeltje te veroveren, maar eens die strijd gestreden was, bleven we daar vocht consumeren en over drie provinciegrenzende verstaanbare tonggymnastiek beoefenen. Meer beweegbare lichaamsverplaatsing zouden we voor een volgende keer houden. Cultuur past ook als het regent.
Er voegde zich nog een Sven bij het gezelschap en euh… toen herhaalden we bovenstaande op een andere locatie.

Al die nazomerimpulsen vertroebelden het plenaire geheugen : was het 19u of half acht dat we zouden verjaardagvieren? Met eten of zonder? Gelukkig had één bijdepinkje het feestadres thuis nog op de achterkant van een rekening geklad. (Wijs onbescheiden naar mezelf!). We plaatsten onzelf in de net uitgevonden blogrolls : bloggers met geheugenverlies, niet zo slimme bloggers, vorte kiekens, zatte nonkels, bloggers die denken dat ze grappig zijn en bloggers die bescheidenheid hoog in het vaandel dragen.

Het werd kwart over 7 en daar botsten we pardoes op het feestvarken en haar wederhelft op een zebrapad (wij te voet, zij per auto) en het verrassingsfeestje was niet eens begonnen.
zij : “Eeey, wat doen jullie hier?”
wij : “Euh… wij hebben hier samen afgesproken.” Wijds armgebaar dat de hele bende moest omvatten.
zij : “Mijn man neemt mij mee uit eten.”
wij : “Wij weten het eigenlijk nog niet of wij nog zullen eten.”
Iedereen : “Doei doei!”

Om te bewijzen dat de benenwagen in Gent even snel gaat als de Volkswagen, kwamen we samen aan de poort van het begeerde adres aan.
Als iemand nog dacht dat volgende scènes enkel draaien in b-films… wij ontkennen dat cliché met klem.
(Spannend muziekje)
De ingang komt in beeld.
Het groepje sympathieke bloggers uit de roll : bloggende sympa’s, klepperen over de kasseien naar het adres.
Plots hoort de eerste een auto ronken in het zijstraatje vlak voor de poort en herkent de bumper en motorkap van V en E…
Overleg van éénderde seconde : wel of niet hier gezien worden? Weet niet weet niet weet niet.
Vlug mekaar duwen vanwaar we vandaan komen, achter het hoekje.
Met rug tegen gekalkte muur staan uithijgen en lacherig doen om zoveel aanstellerij (bij :bloggers die zich graag aanstellen).

Het werd een hartelijk weerzien bij het aantreden van de zaal. Een beetje hetzelfde als op het zebrapad, maar dan nu met uitgestalde voorkennis. (Bloggers die zich een beetje belachelijk voelen)
D’r was sfeer, vier zich uit de naad oberende kinderen, een Witch, een hoop andere leuke mensen (gok ik dan, want veel heb ik er eigenlijk niet mee gepraat).
Voor wie zich nog afvroeg of er eten aanwezig was…
Een Hollandse mevrouw begon aan het eind van de avond tegen haar volle maag te kwebbelen : “Jaaa, zo meteen gaan we een beetje wandelen, nog effe volhouden…”
Mij hebben ze buiten mogen rollen. Ik heb daar de lekkerste taart ooit gegeten. Artisanaal door een bakker in elkaar geflanst : kaastaart, rabarbertaart, iets met citroentaart, chocoladetaart, en ik ben ze reeds vergeten taart. (Iemand van Gent, noteer de naam van die bakker eens bij de reacties.) (Iedereen uit Gent die ooit naar hier komt : vergeet de bloemen, ik wil zo’n taart van daar.)

Elke stapte in de loop van de avond bij Sven in de auto en dat duo liet ons achter. Wij vonden dat pas erg toen wij de weg terug naar de brug moesten vinden.
Hoe moeilijk kan dat zijn : ‘altijd rechtdoor en dan hierin’, maar dan omgekeerd? Toch toch… ergens ergens moeten we een straatje aan een rondpunt gemist hebben dat ook op rechtdoor geleek. Het duurde eventjes voor we de herkenningspunten misten. Ja zeg, deze rechtdoor en daarna dan terug een beetje naar rechts? Of niet? Er doemde havengebied op. Enkelrichtingsstraten die onze intuïtie niet wilden volgen. (Bloggers die denken dat ze het zelf weer beter weten)
De gps werd onder het stof gehaald en getikt naar Gentbrugge, brug… Brugstraat! Jaaah! Op slechts vier en halve kilometer en heel erg straat, maar de brug was er niet te vinden. Met drie in een auto is dat best lollig, maar ooit moet je toch eens thuisgeraken natuurlijk. De volgend poging uit het arsenaal te kiezen bestemmingen in Gentbrugge werd dan maar E17. Hoe hij het presteerde, die getrouwe gps van ons, het blijft een raadsel, maar het was NIET de gewenste oprit. Achja, vanaf de snelweg wist het triumviraat margozappelmoose wél waar de afslag Gentbrugge zich bevond. Daar staat tenminste een bord met een pijl.

Slechts een dik half uur te laat zat iedereen in zijn eigen kar op weg naar huis de dag te overpeinzen.
(Bloggers met stoornissen)

Meehumwiebelnummer tot zen en gzent

  Omdat iedereen zich zo relaxed zou mogen voelen als ik op dit moment.
Gevuld met zon en ontbijt en krietsiekratsieploep enzo.
Klaar om Gent op zijn best te gaan verkennen en zijn terrassen met tof en leutig volk.
Om daarna iemand te doen gaan verschieten die ons niet verwacht.

Daarom en ook een beetje omdat het een van mijn favoriete nummers is op mijn file cd.*
En eigenlijk ook omdat er geen tijd is om zo’n ellenlang vertelsel te gaan typen…
Daarom dus :
(Voor wie goed kijkt, zie je die mens ergens in het filmke murmelen : “Zapnimf, goeie reis voor jou en de jouwen. Vergeet niet af te slaan aan Gentbrugge.”)

*File cd : Schijf met alleen maar meehumwiebelnummers op om je vooral niet te ergeren, in te steken bij ondoordringbare files.

Hoe de frisse freule de zwaartekracht versloeg

   Als een enig beschaafd specimen in deze marginale maatschappij, wandelde ik statig traag door de laan tussen twee heggen naar de parking. Schouders achteruit, beheerste tred en in mijn meest deftige verschijningsvorm kuierde ik achteloos tussen gehaasten, rokers, rolstoelgebruikers, keukenpersoneel, bezoekers en ander grut dat zijn aanwezigheid in een ziekenhuis kan verantwoorden.

Shit, daar zakte mijn onderbroek met uitgelubberde elastiek bij iedere stap met een schokje naar beneden. Te laag op de rug, half over de bilpartij, richting aarde…
Schijnbaar doelloos, draaide ik een keer om mijn as om eventuele spotters visueel te onderscheppen. Ik zweer het je, duizend man op die wandelboulevard en allemaal keken ze naar mij.
’t Was hand achteraan in de broek en trekken of struikelen over mijn eigen onderbroek en ik dacht : “Foert!”

Maar ik deed dat wel discreet, dat spreekt voor zich.

Groepsbouwbimbo met haar huisdierspinnen op weg naar Parijs

   Binnenkort is het nog eens tijd voor zapmooses verschrikkelijke wandelzoektocht. U weet niet waarover ik het heb? Klik hier voor het natuurschoon. Na de bloggers, de neven en de nichten, is hij gisteren aangepast voor de collega’s. Ondergetekende vond dat ze nog niet genoeg werk had en drong aan op nog een werkgroepje tijdens de personeelsvergadering : naast de sintbezen, de eucharistietrezen, de vasten- en de adventtrienen, de groepsbouwbimbo’s! Dat zootje ongeregeld, waaronder ikzelf, zou de komende schooljaren eens enkele leukigheden op poten zetten met de vingers in de neus.

Uw zapnimf trok er woensdagnamiddag op uit vervolledigd met fototoestel, bundel en een potloodje ter aanpassing. Wat de natuur en ook de ingrijpende mens op zo’n twee jaar allemaal van verandering kan voortbrengen. Onvoorstelbaar. De infoborden met kogelgaten waren vervangen (wel jammer, want dat jaagt lekker stuipen op het lijf), de bomenkerkhoven foetsie, de heidevlakte gegrasmaaid (?!), huizen gebouwd waar onze route kruiste en de nog jonge wandelknooppunten verminkten zowat iedere boom aan de rand van een pad.

Voor de idyllische plaatjes verwijs ik u graag naar bovenstaande linken? Wat ik vandaag te zien kreeg was modder! Veel modder. “Haha”, dacht ik intelligent, “ik neem het droge bos ernaast wel,” en meteen hinkelkrijste ik doorheen vijf spinnenwebben van behoorlijk formaat. Zij verbroederen momenteel ergens op mijn kruin.

Voorts bemerkte ik drie prachtige reigers… die helaas net mijn fotokader uitvlogen.

En eikels, veel eikels… op de grond.

En eikels over de grond, maar hun doortocht behoorde reeds tot het verleden. Wij hebben wel een PMD-zak en hun afval zit er nu in. (Ja! Applaus!)

Mijn vieruurtje smaakte nog zuur.

Plots zat ik halverwege Parijs, dus ben ik maar weergekeerd.

Na die stevige tocht, ging ik zwemmen. Tjonge, wat ben ik een übermensch.

Kind één is er eentje met verantwoordelijkheid, houdt haar moeder in de gaten!

   Augustus.
Het inwonend grut werd opgehaald door hun papa en vertrok meteen naar zee.
Behalve de oudste, die wilde nog een weekje langer onder moeders vleugels blijven. ’t Was dat of op straat slapen. Papa heeft een regel die zegt : als ik niet thuis ben, niemand dan. Ook al was/is ze bijna 18, de sleutel kreeg ze niet. Vorig jaar nam de hond haar plaats in aan zee en mocht (en wilde) zij zichzelf tijdens zijn twee weken vermaken bij een vriendinnetje. Dat wil zeggen, bij de mama van het vriendinnetje en bij de papa van het vriendinnetje, want ook vriendinnetjes hebben wel eens gescheiden ouders. Ik vond dat absurditeit ten top en ook plaatsvervangend schaamtelijk. En raad eens wie er ’s nachts haar pyjama terug mocht omruilen om de auto te starten omdat er iemand en haar medefuifsters de laatste bus hadden gemist?

Deze vakantie werd anders. De logeerbare gabbers waren spoorloos en bovendien had zij een reisje naar Spanje geboekt, samen met het vriendje. Maar die eerste papaweek zonder sleutel wilde ze graag hier overbruggen.
Dat kon, maar ik peperde haar gelijk in dat ik niet op ieder tijdstip van de dag beschikbaar zou zijn om eten te koken, klaar zou staan om haar vuile wasjes te draaien en dat die week de tv daadwerkelijk van het ouderlijk gezag is. (Dat is in de kinderweken wel eens anders)
Mooses verlof viel samen met haar wachtende aanwezigheid en de agenda liep over van gezellige uitstapjes en -spattinkjes.
Vrouwmeisjes die nog een seizoen verwijderd zijn van het volwassendom kunnen heus voor zichzelf koken (diepvries) en hun persoonlijke hygiëne onderhouden zonder puinbergen achter te laten.
Die tweeledige vrijheden verliepen vlotjes, dat mag hier zwart op wit neergeschreven worden, niemand liep in andermans weg, niemand had honger en het toevallige samenzijn ging door als iets wat kneuterige mensen graag beschrijven als gezellig en hartverwarmend.
Echter één dingetje had ze niet zo goed begrepen, in haar voorproefje als zelfstandige dochter.

Neen kindje, jij bent onze moeder niet. Je hoeft dan ook niet iedere avond te sms’en wanneer wij thuiskomen of waar wij zijn. Wij zijn uit! Brugge/Antwerpen/restaurant/optreden/bij vrienden/op schok/verliefd/Vrij en Oud en Wijs!
Snappie?
Oja, je mag je nu wel de tv toeëigenen. Steek je en passant onze donkere was even in? Tataaaaa.

Inflatie van de SUPER-markt, herwaardering van de kei

   De kok kookt superlekker,
het interieur oogt superstrak,
de slaper heeft een superwekker,
ik vind die woordkeus superzwak.

Dé hype van deze tijdgeest.
Ik moet ‘m echter niet.
Daarom ijver ik het meest
voor een globaal super-failliet.

Zeg mij, wat is er mis met kei?
Ik wil die herintrede superviseren.
Keineige, keicoole en keifakke dikdoenerij,
superieur de toorn van de ‘supers’ riskeren.

Kom af, kom af, van goede komaf, met een eigen legende

   Nee, we doen het niet expres. Echt niet.
Wat achterblijft is de vorm van onze tent.

Tent. Een artikel dat het vakantiegevoel bij onze koters moet opschroeven in zomers die het woord niet waard zijn.
Geschikt voor vriendjes, om in te smossen, met de laptop er filmpjes te bekijken, de kat erin te laten territoriumpje afbakenen op ongemanierde wijze en een poel van gras, grasser en grassigst in te laten groeien naarmate de tijd verstrijkt.
Wij -die twee waaruit zappelmoose bestaat- weten dat heel precies omdat de opkuis ieder jaar weer voor ons is. “Watte? Tent stofzuigen? Maar nu moeten wij vlug weg hoor! Papa komt ons overmorgen halen en voor die tijd hangen wij vast aan allerlei levensnoodzakelijke uitvoeringen die onze geest moet verrichten om de wereld van de netwerking te verluchten.”
Wat volgens mij synoniem staat voor sms’en en lanterfanten in hanggroeperingen.
Later later. Later is voor hen het moment dat de tent uit zichzelf verteert.

Dus was het bij de laatste stuiptrekking zonnig weer de beurt aan pineut moose en hansworst zap om al die bijeengehoopte vuilnis omzwachteld door een zeil terug te herleiden tot een pakketje dat in een draagzak past. Dat ging wonderwel vooruit, want op een platgetrapte spin of twee kijken wij niet.

Wat achterbleef was dit :

De piket Exalibur.
*mysterieuze wijsgebaartjes en polsdraaierijen naar een pol in het gras*

De koene trekker-ridder appel-eland kreeg er geen beweging in.
De deftige nimf van zapperkrachten sleurde zich een bochel, al had een voormalige hekserige schoonmoeder die al eerder ter sprake gebracht en sindsdien rustte het minderwaardigheidscomplex ook nog bijkomend op die schoft. Dus besluiten we eigenlijk dat die bult niet van het trekken kwam. In de plaats ontpopte er een herniaaa-jaaaa-haaaa.
Nuja, ook niet geheel naar waarheid, maar kom, het succeservarinkje bleef uit. Zelfs toen er een hefboomprincipe aan te pas kwam, een boormachien en een zebravink.

U, beste lezer, u kent de legende. Of u kent ze niet. In dat geval, volg de wegwijzer naar de nooduitgang.
Wie eigenhandig onze haring Exalibur uit deze Kempische klei kan hijsen, wordt koning(in) aan ons hof.
Ik bedoel van onze hof :
– takken snoeien
– vijver uitkuisen
– gras nog eens afrijden
– nieuw terras aanleggen
– terras in de bomen maken
– zeilen opnieuw in de bomen spannen
– de oprit harken
– de buurman pesten met de kettingzaag.

Kom af, kom af, ik zorg voor een warme chocomelk.

Ons ros, of toch iets ros, zeg maar onze rosse, de ijdelfat, wilde alweer ons beeld vervolmaken en niet eens om te staartwijzen naar het object van toepassing. Vandaar dat zielige amateuristische pijltje ter illustratie.

Zondag : stalagmietjesdag

   Omdat ik vanmorgen uit mijn bed werd gebeld en niet op tijd aan de gsm geraakte.
Omdat die onbekende op een voicemail zich voorstelde als de agent van Mme Zsazsa die de manager van zapnimf wilde spreken.
Omdat ik helemaal hysterisch werd van dat bericht : Zo van : jeuj jeuj! Er is iets op til! Iemand smeekt om mijn boek uit te geven! Daarna pas bedacht dat ik helemaal geen boek, laat staan een manager heb.
Omdat ik toen (en ook eigenlijk omdat ik in die staat van wacko-ness Huisvrouw erbij heb gehaald voor tekst en uitleg) doorhad dat dit een grapje was.
Omdat ik later lange tijd telefonisch Mme Zsazsa’s  haar geheimen heb ontfutseld, of zij ze persé kwijt wilde aan mij.

Daarom dus post ik vandaag een onnozel fotootje van een stalagmiet en een stalactiet in een fort. Zodat het algemeen geweten is dat zappelmoose keihard deden aan open monumentendag. En ik weeral de schrijfwijze van die kalkhopen moet opzoeken.

     

Voor juffrouw Sanseveria geef ik volgende zin mee die zij zal aanvullen en doorgeven:
De halfdoorgezaagde stalagtiet viel recht op het hoofd van de cultuurbarbaar en dat was geen toeval.

Als de man van huis is, heeft zapnimf het zuur

   Je hebt chocoladeschepsels.
Je hebt hartige aanhangers.
Je hebt figuren met karakter die van alle twee kunnen afblijven.
En je hebt zapnimf, die ooit het wel erg bont maakte op dat vlak. (niet geschikt voor gevoelige eters)

Edoch voel ik me het meeste thuis bij de eerste groep.

Over thuisvoelen gesproken… -fantastisch toch, zo’n gladde overgang naar de volgende zin- ik ben me een overgangertje, nounou.
’t Is eigenlijk niet thuisvoelen, maar thuisblijven.
Dit hele weekend ben ik de koningin te rijk in mijn eigen lege huis, joehoe. Moose is op mannenweekend. Klinkt veelbelovend tot je hoort dat de mannen in kwestie de 80 naderen (behalve moose en enkele vrienden), de wc ergens in de hof staat en je de douches ook in openlucht mag gaan zoeken en, toen ik hem pas had ontdekt in blogland, de hele meute met een voedselvergiftiging opgescheept zat. Echt entertaintment bijgevolg, met veel drank.

We hernemen : moose weg en ik zo vrij als dat insect van eergisteren voor zijn kamikazeproject.
Ik overliep de mogelijkheden bij het uitrekken in de nog steeds niet doorgezakte stee :
– een heel weekend bloggen
– een heel weekend tv-kijken (en rap, nog 13% over van die harde schijf)
– een heel weekend boeken lezen! (Ben terug begonnen in Het Goddelijke Monster omdat ik alleen nog wist van de broers in de darkroom. Stomstom.)
– creatief bezig zijn met mijn papiertjes
– aanleggen met vreemde venten. Hans de Zwans uitnodigen!
– Vriendinnen zien, bellen, bezoeken.
– Naar de autoloze zondag in Antwerpen in mijn eentje (afgeschoten op voorhand)
– dingen waar ik nu nog niet opkom, maar straks wel.

Mijn ingebeelde moeder met aureool en vleugels op mijn schouder :
– uw kot kuisen (de poetsvrouw is al weken ziek)
– uw tuin onderhouden
– uw ouw moederke eens gaan bezoeken
– uw… flap, daar veegde ik ze de coulissen in.

Al in de badkamer besloot ik dat de andere venten geen optie werden.
Er lagen drie repen chocola met plakbriefjes erop : knuffels, kusjes en zoenzoen. Die lieverd toch. ’t Was echter nog niet gedaan, hij kent mijn chocoladedrang. Op de tafel beneden vond ik een hart van negerinnentetten (negerzoenen) met nog meer reep, snoep en verwante etenswaren vergezeld van schattige boodschapjes.
Bij de pc : ‘voor bij het bloggen’.
Onder het tv-kastje : ‘om tv te zien’
In de ijskast op een doos pralinen : ‘achja, we zijn nu toch al bezig’
En twee uur later op de wc : ‘om bij te kakken’ en ‘veel kakken’ 😉

In alle bescheidenheid : ik vind dat ik de liefste man ter wereld aan de haak heb geslagen.
Eentje die met het fototoestel weg is, zodat ik het niet kan bewijzen aan de rest van de wereld.  (Later toch nog eentje getrokken.)

Hmmm, meer kan ik niet tonen, de rest zat reeds in de maag van zap. Deze overblijfsels hebben het weekend overleefd. Want eigenlijk lust ik die vulling van die repen niet. Ssst.

Goed. Dit gezegd zijnde, LAAT ME NU DE ZAK CHIPS VINDEN, MOOSE, WANT IK BEN AL MOTTIG VAN AL DIE CHOCOLAT!

Ongeruste vleeskathedralen in een krakende kosmos

   Als een polstokspringer zonder stok, salto-de ik mij voor een hele nacht, met onontgonnen spirit, onze slaapnest in.
Een techniek die mij ooit zuur opbrak.
Ik knip en plak een deeltje uit de schriftelijke neerslag ervan, mijn kort verhaal van vandaag kan dat aan :

(Immers, uw zapnimf doet het via de-turner-aan-het-paard-methode : plant de rechterhand stevig het matras in en springt dan, met het onderlijf als een half schroefje in de lucht, hoepla, zichzelf rechtstreeks op haar rug de droomkosmos binnen. Misschien dat er nog net een zoen afkan aan haar voorganger.
Inderdaad, ik ben mij ervan bewust, deze gang van zaken is ingewikkeld, neigt naar acrobatie en mag uitsluitend beoefend worden door ervaren bedlegerigen. Maar vooral! Probeer dit niet uit als uw hoofd aan kortsluiting lijdt!

Want dan zou dit uw deel kunnen worden :
Hand : “Waar is de matras? Ik voel niks! Waar is…aaah!”
Bekken : “Niks dat me tegenhoudt, waarom draai ik nog een kwartslag door?”
Rug : “Dit klopt niet. Help! Wat is dat? Een nachtkastje? Een afgebroken handvat van dat nachtkastje? Dat schrijnt! Dat boenkt! En waarom lig ik daar holderdebolder half op?”
Been : “Ik ben een spiegel aan het vermorzelen! Ik ben een spiegel aan het vermorzelen! Neeeeee, de spiegel is mij aan het vermorzelen! Doe iets! En rap!”
Ander been : “Er is niks dat ik kan doen, ik hang vast aan de bedrand! Ongemakkelijk!”

Deze apotheose van de dag ging gepaard met een gedonder dat de eerstkomende apocalyps ruimschoots zal overtreffen.
Moose klikte sneller recht dan een knipmes : “Zapzapzappie, wat is er gebeurd?!”

“O niks speciaals,” verklaarde ik vanonder brokken meubilair, blij dat ik de wekkerradio niet met mijn tong had meegeraspt, “mijn manier van verpozen als de helderheid me in de steek heeft gelaten.”)

Maar gisteren zaten alle windlagen mee en de hele slomp die zapnimf heet, landde in zijn geheel ruggelings in min of meer de juiste marge in de beddenbak.
‘Krak’ klonk dat ineens. Gewoon krak. Niet krak en er staken twee planken naast mijn oren. Simpel krak.

“Jeeee”, piepte de andere vleesberg in het bed, “ik begin mij stilaan ongerust te maken.”
“Doe niet zo opgefokt”, protesteerde ik, “we zijn toch niet door het bed gezakt?”

“Wie zegt dat de krak het bed was? Woeoewoehoe! Misschien was het wel de vloer?”

Heeft er iemand een imkermuts op overschot?

   Met al dat groen gedoe van mij. Pfoe.
Om conditioneel niet helemaal af te glijden tot het niveau van een vibrerende frutflubber.
Opgewonden zijn als een Jehova’s getuige die na jaren folders leuren ergens binnengelaten wordt.
Allemaal omdat -hiphiphoera- de fiets terug operationeel is.

En dan pleegt er zo’n megavliegmonster zelfmoord in mijn keelgat.
Als straf heb ik het kadaver daarna nog eens doormidden gerocheld en uitgespuwd. Ha!

Misschien toch maar smikkel dichtklemmen in ’t vervolg?

 

En de zapnimf, zij ploe(g)(ter)de voort op een olifantenpoot

   Uw zapnimf trappeleerde haar tweewieler dinsdagavond vol goede luimen door een Kempische gouw.
De zon scheen, de personeelsvergadering was op een ordentelijk uur geëindigd en die witte broek kon ik morgen nog eens aantrekken.
Terwijl ik dankbaar pedalen duwde, omdat rampspoed tot hiertoe de mijnen had overgeslagen, dook ik de fietstunnel in. Langs de andere zijde had iemand hetzelfde concept tot uitvoering gebracht. Omdat mijn qui-vive behoorlijk is aangescherpt, kneep ik op tijd mijn remstelsel dicht, vermeed een collisie en en en… viel doodleuk aan nul per uur -doef- opzij. Zeer onflatteus. Zeer zelfs.
Tegelijk met de boenk piste ik een lekje in mijn broek en bedacht ter plekke dat ik nog nooit van iemand heb gehoord die vallen en plassen in dezelfde zucht doet. Als dat niet triestig is! En vies. En eigenlijk verborgen te houden, maar ik ben niet into heimelijkheden. Alsof ik nog steeds hoop dat er op een dag een lotgenoot opstaat die in mij de voorbeeldmessias herkent en we samen een beweging (de olijke pissertjes?) kunnen opstarten. Gekleed in witte broeken.

Uw zapnimf pauzeerde op haar rug in een donkere tunnel, allesbehalve goedgezind. De zon scheen op een ander en die witte broek kon ik onder geen beding morgen nog eens dragen.
Tot overmaat van ramp begon de binnenzijde van haar enkel te kloppen en kreeg ze een kramp in haar bovenbeen, ge ligt comfortabel of ge ligt het niet, en bij het hoekje stond de jongeling die oorzaak was van deze lamentabele toestand onzeker te stamelen over fietsbellen.

Bij het vastmaken van de fiets aan een paaltje (je dacht toch niet dat die het nog deed?), beet er een heel gemeen insect intraveneus in de wreef van mijn toch al gehavende voet. (Jaja, ik typ dit met een olifantenpoot, heb meelij.)
Dat werd hinkelpikkelen die resterende 4 kilometer naar huis, maar joepie… daar verscheen als bij wonder de buurvrouw in haar mooie wagen.

Ze wuifde vriendelijk bij het voorbijstuiven…

Het beloofde. Het kreeg. Vanalles en nog wat.

   Het beloofde een lome ochtend te worden…
(Wie of wat is ‘het’ en waarom kan die zomaar vanalles beloven?)

Bzzzzzzt (We spoelen terug)

Ochtend, en uw zapnimf lag nog loom na te zzzzoezelen van een voorbije slaap.
Moose had actievere plannetjes in het verschiet en trachtte met streeltjes, porretjes en tetteke ruis tegen mijn rug mij deelgenoot te maken van het spelletje.
Ik herhaal : zapnimf hing nog steeds in halve coma tussen de lakens, zich op de achtergrond bewust van de aanloop naar een aangenaam tijdsverdrijf. Maar bougeren was nog net te veel gevraagd.
Moose dreef de frequentie van zijn veroveringspogingen op.
Hij : “Ge moogt bewegen hoor.”
Ik : “Ik beweeg toch? Ik ben aan’t geeuwen.”

Is blozen in een ijzeren gestel een ziekte?

   Dag meneer doktoor.
Iemand ziek? Maar neen, wij zijn een geslacht met een ijzeren gestel.
Wil u voor hem (zapzoon) een medische fiche invullen dat hij karate mag beoefenen?
Dokter luistert naar longen, hart, laat hem tien keer door de knieën buigen en meet zijn bloeddruk. In orde!
Zij (minizap), moet voor school een attest meebrengen dat zij met etenswaren mag werken.
Dokter zegt : pfoe en ook : laat je handen eens zien. Ok!
Eentje (krulzap) heb ik meegebracht om ingeënt te worden voor baarmoederhalskanker, ik ben vanmorgen een spuit gaan halen.
Dokter neemt spuitje, doet prik en klaar is kees.
De oudste is al een doosje anticonceptie gaan halen, maar heeft nog geen voorschrift, kunt u…?
Kribbel kribbel. Done.
Eigenlijk voor mij ook. Doe maar de familieverpakking.
Kraskras met de balpen. Ziezo.

En toen kwam uw zapnimf 3 euro te kort bij de betaling.
Sta je daar met al je onziektes te blozen.

Werken in een stralenkrans : de magie van een donkerblauwe spons

   Mijn flink uit de kluiten gewassen man, ook gekend onder de pseudoniem moose, hobbelde des morgens lusteloos de trap af.
Het kostuum voor dure aangelegenheden, bazen en hun belangrijk geachte bedrijfsnijverheden, liet hij voor wat het was. Vandaag had hij zichzelf gehesen in een iets jeansachtig, niet lang, maar ook niet kort en geschikt voor piratenverkleedjoligheden. Het buikje piepte benepen over de rand en de t-shirt, ook net iets te hard ‘gekrompen in de was’ kon dat niet maskeren.
In deze vrijetijdsoutfit zou hij een dagje thuiswerken volbrengen. Een manifeste opgestoken middelvinger naar de kledijvoorschriften aller landen! Eat that, baas!

Deze onderdanige moet zich wel transfereren naar de op elkaar gestapelde klaslokalen, waarin kindertjes van allerlei pluimage gedegen onderwijs mogen ontvangen van collega’s en mijzelf. Net voor ik mijn fiets besteeg, prinkelde de telefoon. Onze poetshulp meldde dat zij met een beschadigde schouder is opgestaan en een doktersbezoek niet meer vermeden kan worden.

“Oh? Komt Lana niet?” brompotte mijn lief en hij stoof naar een wc in huis. Dacht ik.
Dynamisch ‘Living it Up’ fluitend en tenentapdansend rees moose weerom op in de woonkamer.

In zijn flodder-verbodenvooronbevoegden-afgeschenen-ooitgekregenvandebomma-sponzen-pyjama.
Eat that nog eens, maar nu voor echt, chef!

Ik zette mezelf echt voor lul, maar dat begreep ik zelf ook wel

  Niks menselijks is mij vreemd.
Dan spreek ik over moeien en blunderen.
De geilihe éénvuldihgeid uit West-Vlaanderen hier in huis, staat daar allemaal boven. Die haalt zijn schouders een keer op en gaat door met leven (of werken).
Uw zapnimf gedraagt zich aardser. Spiedt blogspace af en registreert talenten, ferventen, serpenten, (in)competenten, dissidenten, decadenten, indolenten, monumenten, intelligenten, sentiment-hm-elen.

Op een plekkie waar ik zelf ook niet altijd doetje ben, kwam ene Nol reageren (op 6/9). Bij een eerste reactie dacht ik nog : hevig. Bij een tweede van dezelfde persoon fronste ik al wenkbrauwen. Daarna zei hij : “Overigens zet jij jezelf daar echt voor lul, maar dat begrijp je zelf ook wel denk ik.” Waarop hij verviel in schelden.
Op dat moment zag ik de opportuniteit om mij te gaan moeien. De kwistenbiebel had immers de ideale voorzet gegeven. Maar inkoppen zouden we wel effetjes anoniem doen. Zo geniepig zijn we wel. Immers mijn onweerstaanbare drang tot involveren hoeft niet wijd en zijd bekend te geraken. De eigenaar van de blog mocht het wel weten, daarom liet ik mijn emailadres staan.
Het werd :

Antwoord op Nol van een gedegouteerd iemand : Om het met je eigen woorden te zeggen : “Overigens zet jij jezelf daar echt voor lul, maar dat begrijp je zelf ook wel denk ik.”

Hahaaa! Dat had ik weer keurig voor mekaar gekregen, eigen woorden tegen jezelf gebruiken, altijd al een van mijn favorieten. (Evenals dt-fouten-kruisnagelaars die drie stukjes verder zelf zondigen tegen dat verschijnsel. Koppie-peest! Joehoe!) En met één enterpook, verscheen mijn reactie op het scherm.
Net zoals mijn gravatar : zapnimf.

“Hit me with your rhythm stick: Zapnimf, zapnimf, zapnimf”

Hmm hmm, dat is, hoe een verstandig iemand het zou durven stellen : opzet niet gans geslaagd. Deze domme gans sloeg daarop aan het schateren achter haar klavier.
Het betere karakter van zappelmoose wilde weten wat er aan de hand was. Drie zinnen verder sprak hij me zalvend toe : “Zappie, de gravatar hangt samen met het emailadres.” en hij hervatte zijn zachtaardige levenswijze.

Ik knotste sardonisch gierend mijn hoofd vijf keer tegen de schouwmantel in de hoop van de hersens tot bespiegeling te reorganiseren.