Dus de pillen hielpen niet.
Daarom trapte ik vorige mooie maandagmorgen zelfaangedreven en met enige inspanning naar de dichtstbijzijnde kliniek, waar ik om 10 uur afspraak had met die straffe jongens en meisjes van de medische beeldvorming. Een scan en een echo van de rechterschouder was mij beloofd.
Iets dwingt mij een aparte alinea te wijden aan het wonder dat daar geschiedde: om tien voor tien werd mijn naam afgeroepen. Een mirakel! Tien voor tien!
Wil diegene die ooit van zijn/haar leven voor zijn tijd aan de beurt kwam bij de röntgenplatenpakkerij van het ziekenhuis nu zijn vinger opsteken? U wint een mooie serie zwart-wit afdrukken van de echografie van de ontstoken aanhechting van mijn biceps aan het schoudergewricht. Of een meganijge cd met plaatjes waar ik mezelf een stukje blootgeef.
Het mysterie werd een uur later reeds opgehelderd toen ik vanuit de wachtzaal de schelle stem van de baliedame hoorde telefoneren : “Hallo dokter dinges? Hebt u nog tijd om mevrouw huppeldepup ertussen te nemen, want die dacht verkeerdelijk dat zij om tien voor elf hier moest zijn ipv een uur vroeger.”
Wat deed ik een uur nadien nog steeds in die wachtkamer van om en bij de 30°C? Het is mij ook een raadsel. Wachten op mijn prentjes en de uitgebreide uitleg : op de scan zien we niks en op de echo een joekel van een ontsteking op eerder aangehaalde spier.
Het omgekeerde mocht ik ook al meemaken. Dat de trut die de patiënten doorsluist, mij compleet vergeten was.
Enkele maanden geleden dacht ik dat mijn voeten eraf zouden vallen van de koude. De dokters bij mijn laatste gastric bypass controle namen dit danig ernstig dat ze prompt mijn onderste ledematen gingen betasten en iets onder elkaar mompelden over zielige doorbloeding en te weinig hartslag -ik zweer het, die voelen hartslag in voeten- en in mijn plaats een afspraak maakten met de afdeling ‘voetenhartslag en aderdoorbloeding’. Ik zag mijzelf al met een afgezet been terug naar de parking hinkelen.
Alsof dat nog niet erg genoeg was, vergat die simpele vanachter haar toog dat ik om kwart voor drie een afspraak had. Ze legde mijn mapje achter zich en alle andere mapjes van alle andere mensen die zich na mij moesten zorgen maken over hun vatenstelsel in de benen, kregen voorrang. Eerst had ik dat nog niet door, totdat mijn versgekocht tijdschrift na twee uur uit was. En ik nog helemaal alleen in die wachtkamer zat.
“Bent u mij vergeten?” vroeg ik omstreeks vijven. “Ik stond erop om kwart voor drie.”
Het meiske schrok zichtbaar, keek naar het eenzame mapje en vond liegen gemakkelijker dan toe te geven dat zij mij achter haar rug onzichtbaar had weggelegd, de koei. “Neenee, durfde ze hardop te schijnheilingen, “u bent de volgende.”
“Ik mag het hopen, ik zit hier nog helemaal alleen. Allez? Jullie laatste patiënt is dus voor drie uur?”
Ze zette mij op een stoel in een gang met mijn mapje. Toen nam ze vlug haar handtas en verdween naar de kleedkamers.
Tot overmaat van ramp vielen de lichten vanzelf uit. Ik stampte en bokste wat in de rondte om die lampen terug te activeren. Nog een kwartier later werd ik gevonden door een verdwaalde dokter ‘maar wat doet gij hier nog?’ die ergens een verpleegster ‘Oei foutje van de firma?’ vandaan haalde en maar meteen consultatie deed tijdens de test. Uitkomst : “Niks mis met uw aderstelsel vanonderen, mevrouw.”
Maar soit, mijn oorspronkelijk stukje ging de andere kant uit. Mijn pijnlijk gewricht zou professioneel onder de loep gehouden worden.
De vriendelijke begeleidster dreef me in een kleedhok. Uit gewoonte trok ik mijn laarzen uit. Oeps, de trui en de t-shirt met lange mouwen was genoeg. Het topje mocht aanblijven.
Toen overviel mij het schaamtelijkste moment van de week. O hemeltje. Hosanna in den hoge. En mijn arm ook bij het ontvellen van al die kledij.
Ik rook mijn oksel.
IKROOKMIJNOKSEL.
*ogen stuiteren paniekerig als kaatsballen rond*
IKROOKMIJNOKSEL!!!
En een spikkel deo. Not okselfris. Not done. Not-itie aan mijzelf : deodorantenfabricanten aanklagen. Hoezo? Vierentwintig uur geen onaangename geurtjes onder de arm verzekeren, terwijl zo’n publiciteitslellebel een zwaar parcours met springen, lopen, dansen, hottentotten aflegt en geen spat druipt of meurt? Arme ik stond anderhalf uur eerder nog onder de douche, sproeide overvloedig geurvreter in de holte, fietste een kilometer of zeven en wachtte een tiental minuten in een broeikast die volgens de plakkaat als wachtzaal aanzien werd. Bovenal, ik ben keicool. Letterlijk. Het zweet slonk het afgelopen jaar rechtevenredig met de afname van de body mass index. Geen druppel huidvocht verloren deze winter. Maar als het erop aankomt ga ik stinken.
Genoeg gezeverd. De kwaal kende ik nu. Hoe luidde het herstel?
Ik flapperde met mijn armen als vleugels. Dat deed pijn.
Ik blies als een ventilator in overdrive richting stank.
Ik ging tekeer met mijn -reeds gebruikte- zakdoek.
Ik ging tekeer met mijn zakdoek en een klodder speeksel.
Ik wreef met een pepermuntje uit mijn tas onder mijn oksel…
…dat ik gauw in mijn mond stak op het moment de verpleegster aan de deurklink morrelde.
Ik zag het omgekeerde flesje handenontsmetting uitvergroot aan de muur hangen, maar kon geen aanvaardbare smoes bedenken waarom ik die hygiëne precies tot mij wilde nemen en dan ook nog op een ongebruikelijke plek.
Een van de twee vrouwen bij de apparatuur plaatste mijn arm in positie. In een volgende stand. En nog een keer anders. Met mijn vingers gekruist, hoopte ik dat die meid kampte met een snedige snotvalling.
Diep in mijzelf stelde ik een lijstje op met alle andere klinieken in de buurt, waar ze me nog niet geroken hadden.
Voor als ik nog eens ongelukkig val.
Update :
Voor vier uur ’s namiddags zat er een spuit cortisone in het plaatsje waar het wreed zeer deed.
Voor vier uur ’s namiddags werden mijn oksels nog eens schraal geschrobt. Speciaal voor de huisarts.
Voor drie uur ’s namiddags zat er in mijn sacoche een deorollertje. Een sterk.
Voor zaterdag weet ik of ik voor de eerste keer in mijn leven een kinesist ga zien. Negen keer ineens.